Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkerbond
Jaargang: 99
Jaar: 2013
Maand: januari-februari
Auteurs: Prof. Dr. Frans Jacobs

Verschraalt de bijenweide

Bijen houden 1930 – 1950 versus 2000 – 2010

f1

Toen vader Jacobs in de jaren 50 bijen hield, zo’n halve eeuw geleden, was hij een korfimker. En wanneer je als korfimker 10 korven had, woog je op het einde van het seizoen welke korven er het zwaarst waren en daarvan werden er 4 volkeren dood gemaakt om de honing te oogsten. De andere 6 gingen de winter in, zwermden op het hoogtepunt van het volgende seizoen en voor de winter had de korfimker terug 10 korven. Van deze 10 korven ging hij opnieuw de helft ervan dood maken om de honing te oogsten.

50 jaar later is het niet meer denkbaar dat een imker zo zal kunnen overleven. Urbanisatie, een onaangepast wegbermbeheer, de partijen gazon in privétuinen waar ieder spoor van ‘wild’ ontbreekt, de evolutie naar grote monoculturen in de landbouw en – thema van de studiedag – de spanning tussen natuurbescherming en imkerbelangen of het inschakelen van buitenlandse beheersmaatregelen voor grote oppervlakten, hebben tot een verschraling van de bijenweide geleid. En deze zijn hoogstwaarschijnlijk één van de oorzaken van de moeilijkheden waar de imker vandaag mee worstelt.

Stuifmeel nodig voor ontwikkeling

Sinds de jaren 80 heeft professor Jacobs in zijn laboratorium voor Zoöfysiologie aan UGent onderzoek gedaan naar de rol van stuifmeel voor de honingbijen. Zo ook naar bestuiving van aardbeien in de Noorderkempen, in Meerle. Daar was het duidelijk dat bijen essentieel zijn voor de landbouw. Maar terwijl het essentieel is voor landbouw, probeert de imker in deze veranderde omgeving nog steeds een bijenvolk van 80.000 bijen te kweken. Wanneer echter iets verkeerd loopt in dat drachtgebied, komt de imker bijna zonder bijen terug. En dit verhaal is meer en meer te horen.

Voor de niet-imker werd nog even herhaald dat 10.000 bijen een gewicht vertegenwoordigen van 1 kg. Dus elk bijenvolk zal op zijn hoogtepunt, net voor het zwermen, zo’n 8 kg bijen bij zich hebben. Daarenboven werd nog even herhaald dat op dag 1 de moer een eitje legt, 3 dagen later het zal ontluiken, 6 dagen later er een verpopping doorgaat en na 21 dagen of 3 weken de werkster wordt geboren.

Als op 10 maart 10.000 bijen uit de winter komen, zit 1 kg biomassa in deze kast. Maar een zomerbij leeft maar 6 weken. Dus na 6 weken heeft deze 1 kg zich vervangen en is het volk daarenboven gegroeid tot 20.000 bijen of 2 kg. Deze 2 kg heeft zich na 6 weken opnieuw vervangen en tegen 1 mei intussen terug aangegroeid met 2 kg. Wanneer ze dan aan het zwermen gaan, rond 15 juni, is er dan nog eens 4 kg bij gekomen en zitten we met 80.000 bijen. Dit is te vergelijken met een konijntje van 1 kg, dat groeit in diezelfde periode tot 15 kg. Groei vertegenwoordigt dus een enorme biomassa.

Rekening houdende met de voedselefficiëntie om van 1 kg bijen naar 15 kg bijen te gaan, zou daar 42 kg stuifmeel voor nodig zijn. Om gemakkelijk te rekenen werd 50 kg stuifmeel per kast genomen. Of voor 10 bijenkasten moet er een halve ton stuifmeel aan de bomen hangen in de buurt, in een straal van 3 km.

Soorten stuifmeel versus wintervoorbereiding

Naast de kwantiteit, is zeker ook de kwaliteit van belang. Op het labo werd, samen met Wim Reybroeck, als student destijds, een experiment uitgevoerd, een survivaltest waarbij verschillende kasten, 50 bijen bevattend, met pollen werden gevoederd. Zo werd de pollenkwaliteit beoordeeld. En er bleken grote verschillen te bestaan tussen bijvoorbeeld stuifmeel van paardenbloem, wilg of appel.

f2

Stuifmeel van aardbeien kwam onverwacht goed uit de test, het verlengt het leven van de bijen met 28 dagen. Bij veldbonen was dit met 24 dagen. Ook heel onverwacht kwam uit dat stuifmeel van maïs geen toegevoegde waarde had. De kritieke momenten zijn in het voorjaar, bij het op gang komen van de nieuwe jonge generaties, en in het najaar wanneer de winterbijen worden gevormd.

Als er op 1 augustus een eitje wordt gelegd, dan komt daar op 21 augustus een bij uit. Die leeft tot in maart – april volgend jaar. Deze winterbij moet stuifmeel te eten hebben van de 4de augustus tot de 9de augustus en van de 22ste tot 30ste of 31ste augustus. Wanneer er geen stuifmeel voorhanden is, gaat de kolonie zich reguleren. De koningin zal niet verder eitjes leggen. In plaats van een winterpopulatie met 10.000 bijen per kast, zullen slechts 5000 bijen per kast te vinden zijn. Maar elke bij op zich, zal wel gezond zijn. Is echter stuifmeel met slechte kwaliteit voorhanden, dan kan gedacht worden aan maïs in augustus, dan gaat de koningin niet stoppen met leggen en worden zwakke winterbijen gevormd die niet lang leven. Deze winterbijen kunnen in oktober of november verdwenen zijn.

In het MINBEE-project werden 20 gestandaardiseerde bijenvolkeren in 4 regio’s geplaatst: een half tuinbouwgebied, een natuurgebied, een geürbaniseerd gebied en een duidelijk landbouwgebied. In dit onderzoek bleek duidelijk dat de minste problemen zich stellen in het natuurrijkste gebied en de meeste problemen in het landbouwgebied.

Besluit

Als imker dienen we dus zeker te kijken naar de omgeving en in te schatten hoeveel volkeren deze omgeving kan dragen. Maar anderzijds kan door het inzaaien van bloemenmengsels of het aanplanten van nectaren stuifmeelrijke plantensoorten in stadsgroen en privétuinen, zeker bijgedragen worden tot de diversiteit van de bijenweide. Een diverse bijenweide zorgt niet alleen voor divers stuifmeelaanbod maar ook voor een voortdurende bloei, iedere dag van het jaar. En ‘last but not least’, dient bij landbouw zeker nagedacht te worden omtrent de verplichting om bij monoculturen, een procentueel deel van het gecultiveerde oppervlak te voorzien van stuifmeel- en nectarrijke planten. Op deze manier kunnen bloeiende linten in het landschap gevormd worden. De honingbijen, solitaire bijen en hommels zullen u dankbaar zijn.

Genoteerd en uitgeschreven door Filip Wouters.