
Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 99
Jaar: 2013
Maand: December
Auteurs: Dirk Desmadryl
AMERIKAANS VUILBROED AANGETROFFEN
Het Voedselagentschap heeft in de nazomer in het Antwerpse Berlaar Amerikaans vuilbroed vastgesteld. Er werd een schutkring met een straal van drie kilometer afgebakend in Berlaar en het naburige Lier, waarbinnen strenge veiligheidsmaatregelen gelden voor imkers. Eerder dit jaar werd ook in Diest een haard van Amerikaans vuilbroed aangetroffen. Het is belangrijk dat iedere imker Amerikaans vuilbroed kan detecteren en onmiddellijk de gepaste maatregelen kan treffen.
Verwekker
Amerikaans vuilbroed is een bijenziekte die wordt overgebracht door een sporenvormende bacterie, Paenibacillus larvae larvae. De sporen kunnen zelfs in extreme omstandigheden (droogte en koude) gedurende tientallen
jaren overleven. Jonge larven (tot twee dagen) zijn het gevoeligst voor de ziekte. Oudere larven worden alleen aangetast bij een vrij hoge infectiedruk.
Volwassen bijen worden helemaal niet aangetast maar geven de ziekteverwekker wel door. Amerikaans vuilbroed kan de productiviteit gevoelig doen dalen en het bijenvolk doen wegkwijnen.
Symptomen
De volgende symptomen kunnen wijzen op Amerikaans vuilbroed:
• dun broed met gesloten cellen, open cellen en cellen met resten van aangetaste larven,
• cellen met ingezonken celdeksel,
• openingen in een aantal celdeksels,
• celdeksels zijn donkerder van kleur dan normaal,
• gronderige leemachtige geur,
• inhoud van aangetaste cellen is dradentrekkend en stroperig (luciferproef).
Verspreiding
Besmetting via de sporen kan gebeuren bij:
• het voeren van besmette honing of besmet stuifmeel,
• het binnenbrengen van vreemde bijen,
• gebruik van tweedehands materiaal of besmet materiaal,
• het zwermen. De sporen worden overgebracht door het poetsgedrag van de bijen en tijdens het voeden van de larven.
Preventie
Het risico op besmetting kan op een aantal manieren worden verminderd:
• niet voeden met honing of stuifmeel van onbekende oorsprong,
• geen raten of ramen van onbekende oorsprong gebruiken,
• nagaan of het broed geen gebreken vertoont,
• contact met andere bijenvolken beperken.
Bestrijding
Als de kolonie ervan verdacht wordt aangetast of besmet te zijn, moet de bijenhouder daarvan onmiddellijk aangifte doen bij de Provinciale Controle-eenheid (PCE) waarvan de bijenstand afhangt. De PCE stuurt dan de assistent voor de bijenteelt ter plekke. Die neemt monsters en stuurt ze op naar het CODA.
Als de monsters positief zijn (sporen bevatten) wordt de besmette kolonie ofwel geruimd ofwel wordt een kunstzwerm gemaakt. Er wordt door het FAVV in samenwerking met de burgemeester een beschermingsgebied met een straal van drie km rond de uitbraak afgebakend. Het is verboden bijen te vervoeren binnen het beschermingsgebied en de andere volken worden onderzocht om eventuele besmettingen te kunnen opsporen. De bijen en het materiaal van de imker mogen het beschermingsgebied niet verlaten.
Bron: Belga en FAVV