Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 101
Jaar: 2015
Maand: April
Auteur : Alois Schotanus

VUILBROED DEEL 1

Onlangs ontving de redactie de hiernavolgende boodschap van een collega-imker, (citaat):‘Ik ben reeds lang overtuigd dat niet de neonicotinoïden de oorzaak zijn van de abnormale bijensterfte. Veel meer zorgen maak ik mij over de vele haarden van Amerikaans vuilbroed van vorig jaar. Is daarover reeds iets meer gekend?

Plots zoveel gevallen, dat kan toch geen toeval zijn? Was er contact tussen de standen? Was er gebruik van besmet voederdeeg? Werden volken uit verdachte streken ingevoerd?Ik kan mij voorstellen dat het voor imkers van mijn leeftijd een ernstige aanslag op hun gezondheid betekent als ambtenaren van het FAVV hun levenshobby in brand steken!

Is het mogelijk om daar in een volgend tijdschrift een artikel aan te besteden om zo meer duidelijkheid te verschaffen?’(einde citaat) Pertinente vragen dus, waarop niet in een handomdraai een afdoend antwoord te geven is. In zijn vragen geeft deze imker zelf reeds de aanwijzing in welke richting de antwoorden moeten gezocht worden.

Basis

Laten we voor de goede orde beginnen met klaarheid te scheppen omtrent de basis waarop de bestrijding van het vuilbroed berust. Het zgn. Amerikaans vuilbroed en Europees vuilbroed zijn ‘aangifteplichtige bijenziekten’ zoals bepaald in de KB van 3 feb. 2014, 7 maart 2007 en 24 maart I987 en die dienovereenkomstig moeten bestreden worden.

De controle op de uitvoeringsmodaliteiten gebeurt door het FAVV, het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. Hierbij publiceren we de tekst zoals die door het FAVV zelf is opgesteld. We weten het wel: men kan die ook raadplegen op http://www.favv.be/bijenteelt/dierengezondheid. Maar meer dan 50% van imkers boven de 65 jaar, heeft geen toegang tot het internet of beschikt niet over de vaardigheid om het juiste item op te roepen. In deze bijdrage dus de gedrukte versie van de basisregels die door het FAVV gehanteerd worden bij de bestrijding van het vuilbroed. In latere afleveringen maken we dan ruimte voor aanvulling en toelichting.

1. Amerikaans vuilbroed

1.1 Verwekker

Amerikaans vuilbroed is een bijenziekte die wordt overgebracht door een sporenvormende bacterie, Paenibacillus larvae. De sporen kunnen zelfs in extreme omstandigheden (droogte en koude) gedurende tientallen jaren overleven. Jonge larven (tot 2 dagen) zijn het gevoeligst voor de ziekte. Oudere larven worden alleen aangetast bij een vrij hoge infectiedruk. Volwassen bijen worden helemaal niet aangetast maar geven de ziekteverwekker wel door. Amerikaans vuilbroed kan de productiviteit gevoelig doen dalen en het bijenvolk doen.

1.2 Symptomen

De volgende symptomen kunnen wijzen op Amerikaans vuilbroed:

• dun broed met gesloten cellen, open cellen en cellen met resten van aangetaste larven,
• cellen met ingezonken celdeksel,
• openingen in een aantal celdeksels,
• celdeksels zijn donkerder van kleur dan normaal,
• gronderige leemachtige geur,
• inhoud van aangetaste cellen is dradentrekkend en stroperig (luciferproef).

1.3 Verspreiding

Besmetting via de sporen kan gebeuren bij:

  • het voeren van besmette honing of besmet stuifmeel,
  • het binnenbrengen van vreemde bijen,
  • gebruik van tweedehands materiaal of besmet materiaal,
  • het zwermen.

De sporen worden overgebracht door het poetsgedrag van de bijen en tijdens het voeden van de larven.

14 1

1.4 Preventie en bestrijding

Het risico op besmetting kan op een aantal manieren worden verminderd:

  • niet voeden met honing of stuifmeel van onbekende oorsprong,
  • geen raten of ramen van onbekende oorsprong gebruiken,
  • nagaan of het broed geen gebreken vertoont,
  • contact met andere bijenvolken beperken.

Als de kolonie ervan verdacht wordt aangetast of besmet te zijn, moet de bijenhouder daarvan onmiddellijk aangifte doen bij de Provinciale Controle-eenheid (PCE) waarvan de bijenstand afhangt. De PCE stuurt dan de assistent voor de bijenteelt ter plekke. Die neemt monsters en stuurt ze op naar het CODA.
Wanneer wordt vastgesteld dat een kast door Amerikaans vuilbroed is aangetast, moet de PCE waarvan de bijenstand afhangt onmiddellijk worden verwittigd.

Als de monsters positief zijn, (sporen bevatten) wordt de besmette kolonie ofwel geruimd ofwel wordt een kunstzwerm gemaakt. Er wordt door het FAVV in samenwerking met de burgemeester een beschermingsgebied met een straal van 3 km rond de uitbraak afgebakend. Het is verboden bijen te vervoeren binnen het beschermingsgebied en de andere volken worden onderzocht om eventuele besmettingen te kunnen opsporen. De bijen en het materiaal van de imker mogen het beschermingsgebied niet verlaten.

2. Europees vuilbroed

2.1 Verwekker

Europees vuilbroed is een bijenziekte die wordt veroorzaakt door Melissococcus plutonius, een niet-sporenvormende bacterie. Alleen jonge larven (tot 2 dagen) zijn er gevoelig voor. Zij worden dan ook zeer snel ziek. De cellen waarin zij zich bevinden, hebben geen deksel meer. Poetsende bijen raken besmet en besmetten de larven tijdens het voeden.

2.2 Symptomen

De volgende symptomen kunnen wijzen op Europees vuilbroed:

  • gevlekt broedpatroon,
  • larven worden geelachtig of bruinachtig van kleur,
  • dode larven verdrogen tot makkelijk te verwijderen schilfers,
  • min of meer uitgesproken rottingsgeur of azijngeur.

2.3 Verspreiding

Besmetting kan gebeuren:

  • door bijen die de cellen poetsen,
  • door het binnenbrengen van vreemde bijen,
  • door gebruik van tweedehands materiaal of besmet materiaal.

2.3 Preventie en bestrijding

Er zijn verschillende manieren om het risico op besmetting te verminderen:

  • materiaal geregeld ontsmetten,
  • geen raten en ramen van onbekende oorsprong gebruiken,
  • de toestand van het broed geregeld controleren,
  • contact met andere bijenvolken beperken.

14 2

Als de kolonie ervan verdacht wordt aangetast of besmet te zijn, moet de bijenhouder daarvan onmiddellijk aangifte doen bij de Provinciale Controle-eenheid (PCE) waarvan de bijenstand afhangt. De PCE stuurt dan de assistent voor de bijenteelt ter plekke. Die neemt monsters en stuurt ze op naar het CODA.

Als de resultaten positief zijn (ruimen of kunstzwerm) wordt door het FAVV in samenwerking met de burgemeester een beschermingsgebied met een straal van 3 km rond de uitbraak afgebakend.

Binnen het beschermingsgebied is het verboden bijen te vervoeren en worden de andere volken onderzocht om eventuele besmettingen te kunnen opsporen. De bijen en het materiaal van de imker mogen het beschermingsgebied niet verlaten.

Tot hier de richtlijnen van het FAVV m.b.t. de herkenning en de bestrijding van het vuilbroed. Sommige delen zijn bijzonder summier weergegeven – zoals bv. de aard van de ziekteverwekkende bacteriën. Andere passages zijn dan weer voor interpretatie vatbaar – zoals bv. wanneer en op welke wijze de aangetaste volken moeten opgeruimd of gesaneerd worden.

Daar komen we dus later op terug. Inmiddels kunnen imkers met specifieke vragen ter zake, natuurlijk ook nu al terecht bij de ‘Werkgroep bijengezondheid’, waarvan de leden met naam, adres en foto staan opgegeven op pag. 32 en 33 van de jubileumuitgave van het Vademecum 2012 van de Koninklijke Vlaamse Imkersbond en/of bij de geaccrediteerde bijenteeltassistenten; zij staan in diezelfde uitgave op pag. 34 en 35 in alfabetische orde opgelijst.

Dit vademecum werd destijds toegestuurd aan alle leden van de KonVIB. De later toegetreden imkers kunnen dit document zeker raadplegen in hun plaatselijke vereniging.

(wordt voorgezet)