Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 103
Jaar: 2017
Maand: oktober
Auteur :Alois Schotanus

WASMOTTEN – DEEL 1

1. Het kapitaal van de imker
Met de inwintering van de volken komen vele broed- en honingramen vrij. Na de zomeroogst worden de volken immers ingeëngd op één of hooguit op twee rompen. Vaak hangt men sluitblokken in, of laat men in de onderste romp twee of vier ramen weg, om schimmelvorming te voorkomen. Die vrijgekomen opgewerkte raten zijn het kapitaal van de imker. In het volgend seizoen zal hij ze broodnodig hebben om de expansie van zijn volken op te vangen en om de nectar van de voorjaarsdracht in te schuren.
In afwachting daarvan is het noodzakelijk dit bedrijfskapitaal in veiligheid te brengen. Daartoe worden de ramen opgeborgen in opgestapelde rompen, of in een speciaal daarvoor geconstrueerde ramenkast, of in een diepvrieskoffer e.d.m.
Maar er zijn kapers op de kust, die het speciaal op die kostbare raten hebben gemunt: de Galleria mellonella en de Achroia grisella! Wij kennen deze vraatzuchtige vrijbuiters beter onder hun gemeenzame namen: de grote en de kleine wasmot.2017 47 1

2. Als dieven in de nacht
Wasmotten zijn vooral actief tijdens het voorjaar en de zomer. Bij valavond of ’s nachts sluipen zij in de bijenvolken, maar ook in de kasten en rompen waarin de reserveraten bewaard worden. Lukt hen dat niet, dan houden zij zich op in de kieren en de reten of in de wasmul op de bodemschuif onder het varroarooster. In de herfst sterven de motten af en meestal overwinteren alleen hun eieren. Zolang de temperatuur onder de 9°C blijft, kunnen er geen larven uit de eitjes komen. Maar in het voorjaar, wanneer de temperaturen weer oplopen tot 15°C, komen uit de eitjes de vraatzuchtige larven tevoorschijn. Dan beginnen zij de wasraten te vernietigen.

3. Grote wasmot is grote boosdoener
Galleria mellonella of de grote wasmot, richt veel meer schade aan dan de kleine wasmot. Alhoewel: de grote mot zelf knaagt de raten niet kapot. Dat kan ze niet. Haar monddelen zijn geatrofieerd. Gedurende haar volwassen bestaan heeft de mot geen behoefte aan eten. De larven zijn de onverzadigbare vreters. Daarbij zijn ze meer belust op de voedselresten in de raten dan op de was van de raten zelf. Die vernietigen zij door tunnels die zij kriskras doorheen de raten graven. De wanden van die gangen bekleden zij met een ragfijn spinsel, zodat deze rupsjes moeilijk bereikbaar voor de bijen.
Zowel de volwassen wasmot als de gravende larven kunnen bovendien de ziekteverwekkers van ernstige ziekten verspreiden, zoals bv. het vuilbroed. In de faeces van de wasmotten kan men de sporen van Paenibacillus larvae larvae (= de vuilbroedbacterie) in grote hoeveelheden aantreffen.

4. Vier stadia
De ontwikkeling van de wasmot verloopt over de vier klassieke stadia: ei – larve – pop – imago
Het regelmatig verloop van deze cyclus wordt verbroken wanneer de temperatuur te laag wordt, of bij voedselschaarste. Daarom ligt de duur van de cyclus niet vast; hij schommelt tussen 6 weken en 6 maanden, afhankelijk dus van de temperatuur en het beschikbare voedsel. Desgevallend kan de overwintering gebeuren als ei, of als larve, of als pop.
•    Het ei
Het ei wordt afgezet door de vrouwtjesmot. Dank zij haar ovipositor – een soort eigeleider – kan zij haar eitjes veilig achterlaten in kieren en reten, buiten het bereik van bijen en andere insecten. Eén cluster bevat 50 tot 150 olijfvormige eitjes ter grootte van ½mm. Hun kleur varieert van wit tot rozerood.
•    De larve
In dit stadium is de mot het meest actief en brengt ze het bijenvolk – en de imker – ook de meeste schade toe. Ze groeit uit van 1 tot 25 mm waarbij ze tot 8 keer toe vervelt.
Bij het uitkomen hebben ze een vuilwitte kleur die naar vaalgeel evolueert. In de laatste fase – ze ziet er dan dofgrijs uit – wikkelt ze zich in een cocon.
Afhankelijk van de omgevingstemperatuur en het beschikbare voedsel, doet ze er 28 dagen tot 6 maanden over. Daarbij is de ideale temperatuur voor haar ontwikkeling 29 – 35°C. Bij minder dan 15°C stopt het proces.
Onmiddellijk nadat ze uit het eitje te voorschijn is gekomen, gaat de larve op zoek naar wasraat en voedsel. Ze graaft daarbij tunnels zowel in onbezette raten als doorheen broedvlakken. Bij ideale omstandigheden kan zij dagelijks haar gewicht verdubbelen tijdens de eerste tien dagen. Bij deze snelle groei genereert ze in haar beklede schuiltunnels een metabolische warmte die ver boven de omgevingstemperatuur kan uitstijgen.
De larve voedt zich met de restafval die zich in de cellen bevindt, zoals de uitscheiding van de bijenlarven, de pophuidjes en andere onreinheden en ook pollen. Ook de was zelf moet er aan geloven. Maar larven die enkel zuivere was tot hun beschikking hadden, komen niet tot volle ontwikkeling. Bij voorkeur houdt de wasmotlarve zich dan ook op in oude, donkere, vaak bebroede raten.
In het laatste stadium spint ze een stevig zijdeachtige cocon, liefst op een harde ondergrond. Raamlatten en kastwanden genieten de voorkeur. Soms spint ze haar cocon in een sleufje dat ze vooraf in het houtwerk heeft geboord.

2017 47 2
•    De pop
Binnen de geborgenheid van haar cocon evolueert de larve tot een pop waaruit vervolgens het volwassen insect te voorschijn komt. Deze metamorfose neemt 1 tot 9 weken in beslag. In deze fase heeft de pop geen eten nodig.
•    Het imago of volwassen insect
De grote wasmot is een nachtvlinder met een spanwijdte van 14 – 38 mm. De grootte en de kleur zijn afhankelijk van het voedsel waarover ze in het larvaal stadium kon beschikken. Maar de bruingrijze kleur komt het vaakst voor. De vrouwtjes zijn groter dan de mannetjes. Vier tot tien dagen nadat ze uit de cocon zijn gekomen, beginnen de vrouwtjes met de ei-afzet. Daartoe trachten ze een bijenwoning binnen te dringen. Lukt ze dat niet, dan zoeken ze een nestplaats in de reten van het houtwerk, of, zoals gezegd, in de wasmul onder de gaasbodem.
Haar legcapaciteit schommelt tussen 300 en 1500 eitjes. De levensduur van de wijfjes schommelt tussen 1 à 2 weken; die van de mannetjes tussen 2 à 3 weken. Bij gunstige omstandigheden kan één motwijfje door de vermeerdering volgens de meetkundige reeks van haar afstammelingen, 6.000 larven in de kolonie achterlaten en dat in één enkel seizoen. Zwakke kolonies overleven dergelijke invasie nauwelijks en dan gebeurt het dat de bijenkoningin er uit trekt in het gezelschap van een handvol overlevenden; dit is dan de zgn. ‘motzwerm’, bij de heide-imkers wel bekend.

Wordt voortgezet: deel 2: bestrijdingsmogelijkheden.