Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkerbond
Jaargang: 89
Jaar: 2003
Maand: oktober
Auteurs: Aloïs Schotanus

HET ABC VAN DE KLEINE KASTKEVER DEEL 1

De waarschuwingen voor de Kleine Kastkever zijn de lucht niet uit. Elk imkerblad heeft er al één of meerdere bijdragen aan gewijd. Zonder onze lezers meteen te willen verontrusten, zien we ons toch verplicht informatie te verschaffen omtrent deze nieuwe bedreiging. We zetten alles wat over deze parasiet tot nu toe geweten is, op een rijtje. Daarvoor hebben we ons licht opgestoken bij de bevoegde personen en instanties (*), die al langer met het probleem begaan zijn. Bij deze danken we hen voor de betoonde bereidwilligheid. Het kleine gedrocht heet met zijn wetenschappelijke naam Aethina tumida (Murray). Wat is het dat deze kever zo gevaarlijk maakt, dat vanaf het volgende voorjaar voor alle EU-landen een importverbod van kracht wordt voor alle bijen en koninginnen uit niet-EU-landen? En gaat die maatregel afdoende zijn om te beletten dat hij vroeg of laat toch in onze kasten opduikt?

In tegenstelling met het verschijnen van de varroamijt, worden we deze keer vooraf ingelicht zodat we  voorzorgsmaatregelen kunnen treffen, indien dat nodig zou blijken. Immers, wie meer weet, is ook meer mans! En een verwittigd man …

De levenscyclus

De Kleine Kastkever of Aethina tumida is afkomstig uit Afrika. Daarom is hij in de literatuur ook aan te treffen onder de benaming van Kleine Afrikaanse Kastkever. Hij is vijf tot zeven millimeter groot en bruinzwart van kleur. In Afrika staat hij al veel langer als plaaggeest bekend, maar werkelijk ernstige schade brengt hij aldaar maar toe in zwakke bijenvolken of in opgeslagen uitgewerkte ramen.

De kevers leggen hun eieren in kieren en reten van  de kasten en in de lege raatcellen. Na twee tot drie dagen komen uit de eitjes larven te voorschijn, die op het eerste gezicht sterk op die van de wasmot gelijken. Maar daarvan onderscheiden zij zich door hun drie langere poten, dicht aan de kop. Net  zoals bij de wasmot, veroorzaken de larven de eigenlijke schade. Zij vreten zich doorheen de raten en voeden zich zowel met nectar, als met stuifmeel als met het bijenbroed.

Daarbij loopt de opgeslagen honing uit de cellen, die samen met de uitwerpselen van de larven, begint te gisten. In de aldus ontstane drek, houden de bijen het niet lang uit. Ze trekken eruit en de honing is niet meer te gebruiken.

Na 8 tot 9 dagen bereiken de larven de zogeheten ‘zwerffase’. Door het daglicht aangetrokken, verlaten de larven de kast, om zich in de onmiddel­lijke nabijheid in de grond te verpoppen. Nog eens drie tot vier weken later, komen de volwassen kevers uit de aarde te voorschijn. Het zijn knappe vliegers; ze kunnen op hun zoektocht naar een bijenvolk kilometers ver vliegen. Dat stelt ze in staat om zich snel en over grote afstanden te verspreiden. In tegenstelling dus tot de varroamijt, zijn ze daarvoor niet afhankelijk van roverij of vervliegen.

f1

Afrikaanse bijen houden de kever in bedwang

In de bijenkast verstoppen de kevers zich in kieren en reten. Maar hun voorkeur gaat uit naar de buitenste ramen van de honingkamer. Daar zitten minder bijen. Om diezelfde reden zijn ze ook te vinden in de bodemmul. Wanneer ze lastig gevallen worden door de bijen, trekken zij hun kop en hun poten onder hun schild, net zoals schildpadden doen wanneer ze zich bedreigd voelen. Of ze laten zich gewoon van de raten vallen.

In sterke Afrikaanse volken, kunnen de bijen de kevers beletten van zich al te sterk te vermenig­vuldigen. De Afrikaanse bijen gedragen zich zeer agressief tegenover de kevers en verwijderen effectief hun eieren en larven uit de kast. Bovendien bouwen deze bijen gevangeniscellen uit propolis, waarin ze de kever opgesloten houden. Terwijl enkele bijen rond een ontdekte kever propolis aanbrengen, beletten andere bijen dat de kever zou vluchten.

Wanneer echter de aantasting door kevers en larven te groot wordt — er bevinden zich dan meerdere honderden kevers in het volk — tanken de bijen zich vol en verlaten zij hun nest om op een andere plaats een onderkomen te zoeken. Deze totale nestontruiming is dus geen reproductieve maatregel, maar een reflex tot zelfbehoud van het bijenvolk.

Verspreiding van de kever

Sinds de Kleine Kastkever in de USA (Florida) opdook in 1998, is hij al in 29 Amerikaanse staten teruggevonden. Omdat de kever in staat is om te overwinteren in de bijentros, kon hij zich ook handhaven in streken met een klimaat dat met het onze te vergelijken is.

Sterker nog: ook in Manitoba, Canada, werd hij al aangetroffen. Hij zou daar terechtgekomen zijn met een lading bijenwas uit Texas, die bestemd was voor een plaatselijke kaarsenfabriek. Dat geeft niet alleen te denken over zijn aanpassingvermogen aan uiterst verschillende klimatologische omstandigheden, maar veel meer nog over de snelheid waarmee hij zich over grote afstanden kan verspreiden.

In tegenstelling tot de situatie in Afrika, heeft de kever in de USA ook sterke bijenvolken ten gronde gericht. Sinds zijn ontdekking in de USA, zouden al 20.000 kolonies voor de bijl zijn gegaan. Hij is dus in staat om jaarlijks voor miljoenen dollars schade aan te richten. Dat kan zijn oorzaak vinden in het feit dat de eigenschappen van de Afrikaanse bijen om de kevers onder controle te houden, niet zo sterk tot uitdrukking komen in de Europese honingbijen.

Het aanwenden van de propolisval en de daadwerkelijke agressiviteit tegenover de kever, zijn bij de Europese honingbijen niet voorhanden. De Afrikaanse bijen en de Kleine Kastkever leven al zeer lang tijd tezamen in hetzelfde gebied, zodat het gedrag van de bijen op de aanwezigheid van de parasieten ingesteld is. De situatie kan vergeleken worden met de overstap van de varroamijt van de Aziatische honingbij, Apis cerana, op onze Westerse honingbij Apis mellifera. Maar deze keer vond de overstap niet plaats tussen twee soorten van honingbijen, maar tussen rassen van dezelfde soort.

Begin 2002 dook de Kleine Kastkever op in New South Wales en Queensland, in Australië. Tegen oktober van dat jaar, liep het aantal vernietigde volken al op tot enkele duizenden. Merkwaardig is wel, dat de kever al zo breed verspreid was, toen zijn aanwezigheid voor het eerst vastgesteld werd. Ondertussen deed de kever zijn optreden ook in Egypte. Vandaar naar Israël en Turkije is maar een kleine stap. Als men zich dan realiseert dat imkers van bij ons, speciaal naar Turkije reizen om er koninginnen te kopen… De Zuid-Europese landen aan de Middellandse Zee liggen dus binnen het bereik van deze nieuwe parasiet. Het invoerverbod van de EU, komt daarom niets te vroeg. En onze waarschuwing dus al evenmin.

De kever kan onder bepaalde omstandigheden ook andere bijenachtigen als waard benutten. Zo zijn bijv. hommels niet thuis in Zuid-Afrika. Maar laboproeven daar, toonden nochtans aan dat de kever ook in kunstmatig geïnfecteerde hommelvolken, zijn levenscyclus kan voltrekken. Wanneer de kever in de vrije natuur ook de volken van wilde bijen zou kunnen aantasten, zou dat een ernstige ecologische bedreiging vormen. Het is dus uitgemaakt dat de Kleine Kastkever zich in korte tijd over grote gebieden kan verspreiden. Dat kan gebeuren door de import van koninginnen, van pakketbijen, hommel- en bijenvolken en eventueel door de invoer van groenten en fruit en zelfs door de aanvoer van grond.

f2
Close-up van een larve. Let op de drie voorpoten dicht bij de kop.

 

Bestrijding van de kever

In de USA trachten de imkers de kever te bestrijden met chemische producten. Dat is in feite een bedenkelijke manier van handelen, omdat die stoffen bij een te hoge dosering ook in de bijenproducten kunnen terechtkomen. Bovendien zal het maar een kwestie van tijd zijn, vooraleer de eerste resistente kevers zullen opduiken, precies zoals dat bij de bestrijding van de varroamijt ook het geval is geweest. Ook de inzet van pesticiden in de omgeving van de bijenkasten, om de larven in de grond te treffen, is problematisch. Daardoor vergiftigt men niet alleen de aarde voor de larven van de kastkever, maar ook voor alles wat in de bodem leeft. Dergelijke milieuonvriendelijke maatregelen, schaden het imago van de imkers; zij brengen bovendien de reputatie van de honing als een onberispelijk natuurproduct in het gedrang.

Verder onderzoek dringend noodzakelijk

Om de bijen in hun strijd tegen de kever te ondersteunen, laten de Afrikaanse imkers hun bijen maar net zoveel ruimte als strikt noodzakelijk is. Zo bezetten de bijen zeer dicht de raten en de kastwanden, wat ze in staat stelt om de kever ervan weg te houden. Een kleine vliegopening bemoeilijkt de kever de toegang voorbij de wachtbijen. In het lokaal waar geslingerd wordt, is een onberispelijke reinheid te handhaven. Honingramen moeten meteen geslingerd worden en mogen niet voorlopig opgeslagen worden voor een latere bewerking. Eventueel binnengebrachte zwerflarven kunnen in de slingerruimte gevangen worden met een lichtval. Maar dat alles zijn maar lapmiddeltjes. Verder doorgedreven onderzoek is vereist om deze nieuwe dreiging af te wenden. Daarmee zijn de wetenschappers ook volop bezig. Vanzelfsprekend niet in Europa, maar wel in Afrika, Australië en de USA. Laten we hopen dat ze deze keer de parasiet een stap voor kunnen blijven, i.p.v. hem te moeten achternahollen, zoals met de varroamijt het geval is geweest.

Volgende aflevering:

De diagnose: zo herkent u eieren, larven en kevers.

Met dank voor de verstrekte informatie en de toelating voor het gebruik van de illustraties, aan: 
Van Hoorde – Informatiecentrum voorde Bijenteelt – Gent (B);
Dr. Peter Neumann – Martin Luther Univ. – Halle/Wittenberg (D);
Dr. Gerald Kastberger – Karl Franz Univ. – Graz (A);
Dr. Mike Brown en Dr. James Morton – Central Science Laboratory – Sand Hutton – York (UK);
Dr. Mike Allsopp – ARC Plantprotection Research Institute – Stellenbosch (S.A.);
De redactie van Deutsches Bienen Journal (D);
Department for Environment, Food and Rural Affairs -Defra – London (UK).