Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkerbond
Jaargang: 91
Jaar: 2005
Maand: mei
Auteurs: Aloïs Schotanus

TROPILAELAPS CLARAE: AANGEVEN!

Waar bijen verhandeld worden, zullen vroeg of laat ook bijenparasieten meegeleverd worden, want die horen samen als de wind en de zee. En hoogst waarschijnlijk zal op een mooie dag de ‘nieuwe’ mijt ook in ons land opduiken. Mocht dat ooit het geval zijn, dan moeten we meteen de bevoegde instanties verwittigen, want sinds 2003 is deze mijt opgenomen in de lijst waarvoor de aangifteplicht geldt. Tropilaelaps clarae – zo heet deze mijt met haar wetenschappelijke naam – is net zoals Varroa destructor, een ecto-parasiet die zich voedt op de larven en de poppen van de honingbij. Ze is iets kleiner dan de varroamijt en nog net met het blote oog te zien. Zij onderscheidt zich van de varroamijt door haar lichaamvorm: waar de varroa er zowat uitziet als een krabbetje, vertoont Tropilaelaps clarae een meer langwerpige vorm.

Oorspronkelijk parasiteerde deze mijt alleen de Aziatische reuzenhoningbij Apis dorsata. Maar precies zoals de varroamijt heeft gedaan, stapte ze over op de Apis mellifera – onze honingbij – van zodra de gelegenheid zich voordeed. Die kans werd haar ruimschoots geboden, toen Apis mellifera-volken op grote schaal in Zuid-Oost Azië werden ingevoerd, omdat deze volken bedrijfeconomisch gezien veel interessanter waren dan de inheemse soorten van dat gebied.

f2

Hoe dat precies in zijn werk is gegaan, kunt u nog altijd nalezen in onze bijdrage: ‘De globalisering van de bijenhandel’ (1). De oorspronkelijke waard, de Apis dorsata, wist wel raad met deze lastverkopers: de mijten werden flink achternagezeten, beetgepakt en gemutileerd. Wanneer de belasting toch wat al te zwaar werd, paste de reuzenhoningbij de strategie toe van de totale nestontruiming. Ze liet de mijten voor wat ze waren op het broed in het oude raatwerk en zwermde uit om elders een nieuw bestaan op te bouwen. Dat vormt in het tropische en subtropische klimaat van Zuid-Oost Azië, geen enkel probleem. Zo kregen de Tropilaelapsmijten bij de dorsatavolken nooit de kans om de schadedrempel te overschrijden (2).

In feite is dat ook begrijpelijk: wanneer zowel de waard als de parasiet samen evolueren doorheen de loop der tijden, (= co-evolutie), dan heeft de gastheer ruimschoots de gelegenheid gehad om technieken te ontwikkelen om die ongenode gast onder controle te houden. Maar wanneer de parasiet plots de kans geboden wordt om over te stappen op een waard die zich van geen kwaad bewust is en dus ook niet geleerd heeft zich tegen hem te verweren, dan wordt de parasiet tot een echte gesel.

Apis mellifera was in geen enkel opzicht vertrouwd met deze mijt, ze had er ook geen verweer tegen. Voor de Tropilaelaps clarae waren die doetjes van ingevoerde westerse bijenvolken, letterlijk: gefundenes fressen.

Datzelfde verschijnsel hebben we nog maar zeer onlangs ook kunnen vaststellen met de kleine bijenkastkever, Aethina tumida Murray. Bij zijn oorspronkelijke waardvolken in Afrika gaf deze kever weinig overlast, maar bij zijn aankomst in de USA veroorzaakte hij meteen een ware catastrofe bij de weerloze Europese melliferavolken.

f1

Ook op andere Aziatische soorten, zoals Apis cerana en Apis florea (dwerghoningbij) noteerde men de aanwezigheid van Tropilaelaps clarae. Maar op deze soorten plant de mijt zich niet voort, ze worden door de mijt alleen benut als transportmiddel om tot bij andere soorten te geraken.

Tropilaelaps clarae is a real last killer, dat betekent dat ze binnen de kortste tijd een kolonie van Apis mellifera-bijen om zeep kan helpen. De ontwikkelingcyclus van deze mijt verloopt nog veel sneller dan die van de varroamijt. Tropilaelaps parasiteert de larven en nimfen van de bij waarbij zij zich voedt met de hemolymfe van het broed. Elk wijfje legt drie tot vier eitjes op een larve net voor de verzegeling van de cel. Na één week zijn ze volwassen en geslachtrijp. Bovendien kunnen meerdere moedermijten in één cel onderkomen zoeken. Samen met de jonge bij, loopt de nieuwe generatie uit – zowel mannetjes als wijfjes!

Tropilaelaps overtreft varroa in grote mate inzake reproductiviteit. In de loop van één broedcyclus kan een moedermijt tot drie geslachtrijpe wijfjes produceren. Bij de varroa zijn er dat hooguit twee per moedermijt, in het werk-sterbroed althans.

Bovendien kunnen de mannetjes met de wijfjes paren zowel binnen de bijencel als daarbuiten. Op onze honingbij – Apis mellifera – kunnen tot 25 keer meer tropilaelapsmijten voorkomen dan varroa’s. Zonder tussenkomst van de imker zou een melliferakolonie binnen het jaar voor de bijl gaan.

Zoals bij een zware varroa-infectie, komen uit de aangetaste larven bijen voort met misvormingen aan de vleugels, de poten en het achterlijf. Ook het typische beeld van het ‘hagelschot’-broedpatroon behoort tot de symptomen van een tropilaelapsinfectie. Het darrenbroed krijgt de voorkeur, net zoals bij de varroa; men heeft bij melliferavolken in het darren broed een aantasting van 100% kunnen vaststellen. Ook een dubbele parasitering kan optreden, maar wanneer zowel varroa   als tropilaelaps  in dezelfde cel voorkomen, overleven alleen de nakomelingen van tropilaelaps.

Tropilaelaps verspreidt zich door over te stappen van de ene bijensoort op een andere (of van de ene bij op de andere), wanneer de bijen op dezelfde drachtbron foerageren. Maar ze krijgt daartoe maar gedurende twee à drie dagen de kans. De tropilaelapsmijt kan zich niet voeden op een volwassen bij; haar zwakke monddelen zijn namelijk niet in staat om het bindweefsel tussen de pantsersegmenten van de volwassen bij te doorboren. En zonder de hemolymfe van de bij, kan ze niet langer dan enkele dagen overleven.

Maar dat is al wel voldoende om na een transcontinentale vlucht, gezond en wel op een nieuwe plaats te arriveren. Eens ze zich goed en wel geïnstalleerd heeft in een melliferavolk, valt het haar natuurlijk gemakkelijk om door het vervliegen van de bijen andere melliferavolken te infecteren. Het is echter de imker die door de manipulatie van die volken, door het reizen met de bijen en vooral door de globalisering van de bijenhandel, aansprakelijk moet gesteld worden voor de verspreiding van deze nieuwe parasiet.

Precies om te vermijden dat door de internationale handel de mijt tot in de EU zou geraken, heeft de Commissie een verordening uitgevaardigd (3) waarbij de Tropilaelaps clarae opgenomen wordt in de lijst van ziekten waarvoor een aangifteplicht geldt.

Een reden te meer om af te zien van bijeninvoer – onder welke vorm dan ook: koninginnen, pakketbijen, kunstzwermen, afleggers – uit niet-EU-landen.

(1) ‘De globalisering van de bijenhandel’ – Maandblad van de Vlaamse Imkerbond – 91° jg., nr. 1, p. 9-12.

(2) Voor een duidelijk beeld van het verdediginggedrag van de reuzenhoningbij: zie Maandblad van de Vlaamse Imkerbond, 89° jg., nr. 6, pag. 161.

(3) Zie Publicatieblad van de Europese Unie van 6 augustus 2003 – verordening (EG) nr. 1398/2003.

Zie ook: Maandblad van de Vlaamse Imkerbond, 89° jg., nr. 11, pag. 268.

f3