Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 92
Jaar: 2006
Maand: April
Auteurs: Albert Vandijck

MAARTS VIOOLTJE

Op de ranglijst van romantische en veel bezongen bloemen, prijkt de roos op een onbetwiste eerste plaats.
Maar(ts) nummer twee is het viooltje. In eeuwenoude boeken worden viooltjes al geroemd om hun schoonheid, maar vooral om de geur. Toch is er slechts één wild viooltje, dat deze zaligheid verspreidt: het maarts viooltje! Viola odorata, de Latijnse naam zegt het: welriekend viooltje.

Een heerlijke, maar tevens wonderlijke geur en uiterst vluchtig. Hij komt op en verdwijnt even snel. Een ogenblik later is de geur er weer, om opnieuw plotseling te vervluchtigen. Juist deze korte zaligheid, dit ongrijpbare aspect, maakt het viooltje begerenswaar­dig.
De verklaring van die vreemde eigenschap is trouwens nuchter. In de geur bevindt zich een stof, ‘ionon’ geheten, die de reuk teniet doet. Dit ionon werkt maar eventjes. Snuffelen we na enige tijd wederom aan het bloempje, dan ruiken we het weer. Tot het ionon opnieuw zijn werk doet.

Speciale loketdienst

Meer dan tien soorten ‘violen’ bestaan er, waarvan, zoals gezegd, het maarts viooltje de enige is die geurt. Alsof deze luxe voldoende is, is Viola odorata de eenvoudigste in verschijning. Stemmig violet, soms neigend naar een zekere bleekheid. Een schijnbaar teer, maar hardnekkig overblijvend plantje, oorspronkelijk afkomstig uit het Zuiden van Europa en lang geleden bij ons ingevoerd.
Gedijen doet het vrijwel overal, maar er is een voorkeur voor licht bos. Beslist niet algemeen, hier en daar zelfs zeldzaam, maar plaatselijk massaal aanwezig waar het door uitlopers hele pollen vormt. 

Dergelijke uitlopers maken worteltjes, vormen bladeren en worden een nieuw plantje. De hartvormige bladeren zijn in een rozet gegroepeerd, waaruit de bloemen ontspringen tot een kleine tien centimeter hoogte. De bloem is ‘vijfbladig’: twee omhoog gericht, twee zijwaarts en een naar onderen. Dit laatste blad bevat een fraaie tekening, het zogenaamde honingmerk, dat insecten aanlokt om hen via schuin naar de nectarbron gerichte lijntjes naar het hart van de bloem te leiden.

Nectar en stuifmeel

Niet alle insecten zijn echter welkom! Omdat het onderste kroonblad aan de basis smal wordt en uitloopt in een holle spoor, waarin zich de nectar verzamelt, is de honing (nectarwaarde 2) alleen voor ‘bijen met een lange tong’ en vooral vlinders bereikbaar.

Alsof het een kostbare schat betreft, is nog een barrière ingebouwd. Op het voor bestuiving meest ontvankelijke plekje van de stempel zit een kleine holte, die door een klepje wordt bedekt. Komt een zojuist door een ander viooltje bestoven ‘bij’ binnen, dan wordt dit dekseltje weggeklapt, zodat bestuiving kan plaatsvinden.

Meteen daarna wordt de kleine holte weer bedekt, opdat de stempel niet kan worden bestoven door eigen stuifmeel (stuifmeel-waarde 1).Het lijkt alsof bij of vlinder zich moeten aandienen aan een loket, dat heel even wordt geopend om vreemd stuifmeel in ontvangst te nemen, waarna het prompt gesloten wordt, terwijl de brenger van het vrachtje zijn beloning mag innen in de vorm van nectar!

maarts_1

Parelmoervlinder

Een categorie vioolbezoekers krijgt bovendien nog ander loon. Dat zijn de parelmoervlinders. Viooltjes zijn voor hen van levensbelang. Ze vormen de enige voedselbron voor hun rupsen.
Onophoudelijk zijn de vlinder­vrouwtjes op zoek naar vioolblaad­jes om er eitjes op af te zetten. Bij bloeiende viooltjes zijn, vooral in de duinen, in het bijzonder de fraaie parelmoervlinders te vinden, vaak al in maart, die in flitsende vlucht van bloem naar bloem vliegen om nectar te slurpen en eitjes te leggen.
Deze vlindertjes zijn met de viooltjes, en de viooltjes met hen, een verbond voor het leven aangegaan. De viooltjes worden bestoven en in ruil voor deze dienst krijgen de vlinders nectar en voedsel voor de rupsen!