Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 101
Jaar: 2015
Maand: Juli-Augustus
Auteur : Marcel Cuylaerts

WILGENROOSJE

Als kind was ik verwonderd over de schoonheid van een plantje dat zomaar ergens opdook. Op een stukbraakliggend perceel, vol met puin van de verbouwing van de buurman, ontsproot een bloem die tot op heden ten dage nog steeds mijn bewondering wegdraagt. Is het omdat het zulk een mooi ding is, of doet het verhaal er achter mijn jeugd weer heropleven. Ik weet het niet, maar ik wil je het verhaal niet onthouden.

Verhaal

Lang geleden leefde in een roze rozenstruik een elfenfamilie. Elke dag speelde het elfenkind aan de voet van deze wilde rozenstruik. In een knoestige wilgenboom die iets verderop stond woonde een kabouterfamilie. Elfen en kabouters wisten niets van elkaars bestaan, tot op een dag het elfje dat onder de oude wilgenboom aan het spelen was, tot haar verbazing een kaboutertje uit de boom zag klimmen.

Vanaf die dag speelden de twee iedere zomer samen. Toen hun kinderjaren voorbij waren, werden ze verliefd op elkaar. Op een mooie herfstdag vertelden ze hun ouders dat ze bij elkaar wilden wonen. De verbazing en ontzetting van de wederzijdse ouders was groot en ze verboden hun kinderen te trouwen. ‘Elfen en kabouters trouwen niet met elkaar’ zei de moeder van het elfje en de kaboutervader riep uit: ‘Elfen trouwen met elfen en kabouters met kabouters’.

De kabouter ging terug naar zijn wilg en treurde wekenlang, waardoor zijn wilg in een treurwilg veranderde. Het elfje ging terug naar haar rozenstruik en weende dagenlang. De ouders van de kabouter en het elfje zagen het grote verdriet van hun kinderen en trokken naar het paleis om raad te vragen aan de elfenkoningin. Die kon de droefenis van de twee geliefden niet aanzien en in grote wijsheid besloten zij gezamenlijk dat de twee voor altijd samen konden leven, maar niet als elf en kabouter maar mochten voortaan samenleven in een nieuwe gedaante in de vorm van een plant, het wilgen-roosje.

Het wilgenroosje

Hoe kunnen we zeker zijn dat onze wilgenroosjes nakomelingen zijn van dit elfje en deze kabouter? Als je goed kijkt naar de bloem van het wilgenroosje, dan herken je de vleugeltjes van het elfje in de tere roze bloemblaadjes en het feeënstokje in het stampertje. In de herfst zie je de harige baard van de kabouter terug in de witte pluizige zaadstrengen.

Het wilgenroosje groeit op vele plekken, aan slootkanten en bosranden. Na de zomerbloei produceert de plant duizenden pluizige zaadjes, die door de wind worden verspreid. Het dankt zijn Engelse naam, Fireweed, aan het feit dat na een bos of weidebrand deze plant vaak als eerste verschijnt.

Naast het knikkend wilgenroosje, Chamerion Angustifolium, is er ook het harig wilgenroosje, Epilobium hirsutum, beiden lid van de teunisbloemfamilie. Wilgenroosjes bloeien van juni tot in september. Ze zijn verspreid over heel Europa en Azië tot Noord-Amerika. In Portugal ontbreekt de soort. De plant vormt vertakte wortelstokken waaruit nieuwe planten kunnen ontstaan.

Bron van het verhaaltje:

Natuurverhalen.nl, Els Baars.

37 1