Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 99
Jaar: 2013
Maand: Oktober
Auteurs: Anton Van Derbeken

BIODIVERSITEIT IN EEN BIJENVOLK

Superoganisme

Een bijenvolk wordt ook wel een superorganisme genoemd vanwege zijn complexiteit. Het individu is in dit geheel van geen belang en is volledig in functie van zijn taak binnen het superorganisme. De taak van voorplanting wordt overgedragen aan enkele individuen binnen het organisme namelijk de koningin en de parende darren.

Als we een bijenvolk met andere diersoorten vergelijken op vlak van diversiteit dan vallen we terug op het niveau van het individu, maar ook op het niveau van het geheel. In een populatie solitaire bijen is er een diversiteit aanwezig tussen de verschillende individuen.

In een bijenvolk gedragen de individuen zich wel als een geheel met verschillende taken, maar ook in dit volk is er een grote verscheidenheid aanwezig. De diversiteit in een bijenvolk wordt bepaald door genetische factoren maar ook door omgevingsfactoren.

Communicatie

46 1

We weten dat een bijenvolk zeer sterk verbonden is in communicatie en nemen hierin als voorbeeld de communicatie over een drachtplant. Als een speurbij een bloeiende wilgenboom heeft ontdekt dan keert ze terug naar haar kast met stuifmeel aan haar pootjes en een hoop informatie voor het thuisfront.

Ze communiceert niet alleen de locatie van de drachtplant in afstand en richting, maar ook de aard van het gevonden voedsel. Hoe meer bijen deze drachtplant ontdekken, hoe meer andere bijen deze informatie communiceren in de kast. In normale omstandigheden beschikt een bijenvolk over verschillende voedselbronnen en zal de toevoer zich verdelen over die voedselbronnen.

Taakverdeling

In de kast zullen niet alle bijen op deze voedselbron vliegen omdat ze niet allemaal vatbaar zijn voor de prikkels van de enthousiaste haalbijen. Er zijn bijen die nog niet in het stadium van haalbij verkeren vanwege hun leeftijd en/of hun andere taken maar er zijn evengoed andere, wat oudere bijen die ondanks de gevonden voedselbron toch nog nieuwe verkenningsvluchten blijven uitvoeren.

Buiten de diversiteit in taken gerelateerd aan de leeftijd, is er ook een taakverdeling die enkel gerelateerd is aan de minieme individuele temperatuursverschillen bij de ontwikkeling van de larve en de pop. Niet elke bij zal taken kunnen uitvoeren zoals hofstaatbij of bewakingsbij. Bepalend hierin is de gevoeligheid voor een bepaalde handeling en die is naast haar genetische aanleg afhankelijk van haar leeftijd en haar sociale omgeving binnen het superorganisme.

Temperatuur

Al deze factoren worden echter overtroffen door het belang van de temperatuur waarbij een pop zich ontwikkelde en omdat deze temperatuur wordt geregeld door verwarmingsbijen is dit een zeer complex

46 2

terugkoppelingssysteem van genetica en milieu waardoor het superorganisme zich steeds weer aanpast aan de wisselende omstandigheden.

Bij kunstmatig opgekweekte bijen blijkt de temperatuur van de ontwikkeling samen te hangen met de frequentie waarmee ze bepaalde taken uitvoeren maar ook met de levensverwachting van de bijen. De best communicerende danseressen hebben ook het beste leervermogen en die blijken zich te ontwikkelen bij 36°C, de hoogste temperatuur.

Zomerbijen leven doorgaans vier weken, maar winterbijen kunnen tot twaalf maand oud worden en die ontwikkelen zich bij de laagste broedtemperaturen. De invloed van de temperatuur op het ontwikkelende insect is al lang gekend bij andere insecten, maar de werksters bij honingbijen kunnen zelf sturen bij welke temperatuur hun zusters opgroeien.

Genetische diversiteit

Bij honingbijen is er echter ook een grote genetische diversiteit aanwezig. Een jonge koningin paart in enkele bruidsvluchten met tien tot twintig verschillende darren. Hierbij verzamelt ze heel veel verschillend genetisch materiaal afkomstig van bijenvolken in de omgeving. Deze genen zijn zeer interessant voor de overleving van het jonge bijenvolk omdat ze afkomstig zijn van andere volken die overleven in gelijkaardige omstandigheden.

Elke variatie maar ook elke interessante mutatie kan op deze manier renderen en de overlevingskans van het jonge volk vergroten. We weten bovendien nog heel weinig over die bruidsvluchten van de jonge koningin. We weten wel dat ze wordt begeleid door een grote groep werksters. Zal de koningin ook paren met haar volle broers waarmee ze de helft van haar genen deelt? Zal ze paren met halfbroers die genetisch verder af staan?

En hebben de begeleidende werksters een rol in deze selectie? We hebben nog steeds het raden naar het antwoord op een hoop vragen. Het is dan ook een zeer complex systeem dat al miljoenen jaren evolueert.

Milieufactoren

De mogelijkheid van adaptatie aan wisselende milieufactoren is sterk afhankelijk van de genetische spreiding en diversiteit in een bijenvolk. De sterke band met de plantaardige vliegweide is cruciaal. Het hoeft dus niemand te verwonderen dat honingbijen het moeilijk hebben. Veel vlindersoorten die omschreven worden als specialisten zijn reeds uitgestorven.

Honingbijen zijn generalisten wat hun voeding betreft en die hebben een groter incasseringsvermogen. Maar ook hier zijn grenzen. De status van soorten is een van de Vlaamse milieu-indicatoren van INBO. In het natuurrapport Vlaanderen van 2012 lezen we: ‘Van de 1.934 soorten op de gevalideerde Rode Lijsten zijn er 133 in de loop van de voorbije eeuw uit Vlaanderen verdwenen. Van de overige 1.801 soorten zijn 429 (24%) rode lijstsoorten.

Deze soorten zijn over de onderzoeksperiode (verschillend volgens soortengroepen) sterk achteruitgegaan en/of hebben een kritisch niveau bereikt waardoor de soort op het punt staat te verdwijnen. Het verdwijnen of achteruitgaan van soorten is een gevolg van de achteruitgang van de oppervlakte geschikt habitat en van de dalende habitatkwaliteit. Ook soorten uit het landbouwgebied komen steeds meer op de Rode Lijst terecht.’

Bijensterfte

46 3

De massale bijensterfte de laatste jaren is een resultaat van verschillende factoren, daarover is bijna iedereen het eens. We hebben onze omgeving op dusdanige wijze gewijzigd dat de bijen soms moeten overleven in een vijandig milieu. De verschraling van de bijenweide tot op het niveau van een woestijn, de import van exotische parasieten zoals de varroamijt en het gebruik van pesticiden worden door bijna iedereen met de vinger gewezen.

Moeten we als imker de hand echter ook niet in de eigen boezem steken? Ik citeer Jürgen Tautz: ‘De biologie van de honingbijen is erop gericht materie en energie aan het milieu te onttrekken en die zo te organiseren dat daaruit de best denkbare dochterkolonies voortkomen. Dat centrale idee is de sleutel om de verbazingwekkende verworvenheden en prestaties van honingbijen te begrijpen.’

Als wij als mens gaan sleutelen aan het evenwicht in een bijenvolk om materie en energie te verzamelen dan brengen we fundamentele wijzigingen aan in hun organisatie maar ook in hun voortplantingskansen. En laat dat laatste nu precies de verworvenheid zijn van onze technische en wetenschappelijke hoogmoed. In de tientallen miljoenen jaren dat de honingbijen co-evolueerden met planten en hun omgeving gebeurde dat vanuit telkens vanuit de kracht van diversiteit in de bijenvolken.

‘The survival of the fittest’. Ook in de luttele duizenden jaren dat wij als mensen honingbijen houden evolueerden de bijen vanuit die genetische diversiteit maar die periode is maar een peulschil in hun evolutiegeschiedenis.

Diversiteit

De essentie in de aanpassingen die nu gebeuren bestaat erin dat we de diversiteit in de bijenvolken versmallen tot de eigenschappen die wij als mens belangrijk vinden. Het hoeft dus niemand te verwonderen dat de

46 4selectie van economische meer interessante eigenschappen de overlevingskansen verandert.

Ook bij kunstmatige inseminatie van honingbijen wordt gelet op de genetische diversiteit, maar dit is in geen enkele mate te vergelijken met een natuurlijk gestuurd proces. Het sperma waarmee de koningin wordt geïnsemineerd is afkomstig van één tot enkele bijenvolken. Om de diversiteit op de bijenstand te behouden neemt men de volgende keer het sperma van een andere linie maar als we dit vergelijken met een natuurlijke bevruchting dan blijft het nog steeds peren met appels vergelijken De genetische diversiteit binnen het bijenvolk is namelijk gedeeld door het aantal darren van verschillende volken waarmee een koningin normaal paart.

De diversiteit in een bijenvolk en tussen de volken onderling is precies de sleutel tot succes van honingbijen gedurende enkele tientallen miljoenen jaren zonder bemoeizieke mensen.

Bron: Jürgen Tautz, Honingbijen.

46 5