Jaargang: 91
Jaar: 2005
Maand: juli-augustus
Auteurs: Aloïs Schotanus

DANSENDE DARREN

f1Von Frisch en zijn studenten hebben voor ons de geheimen ontraadseld van de ingewikkelde danstaal die de werkbijen van de Apis melliferasoort gebruiken om de locatie van voedselbronnen en geschikte nestplaatsen aan hun volksgenoten mee te delen (1).

Er zijn maar weinig varianten bekend van de dansbiologie bij de andere Apissoorten en dat maakt het bijzonder moeilijk om een sluitende theorie over het ontstaan en het evolutionair verloop ervan op te stellen.

De traditionele hypothese suggereert dat de opgewonden bewegingen van teruggekeerde succesvolle verzamelaarsters, een vast patroon aannamen in de vorm van een rondedans. Doorheen de evolutie werden aan de dansbewegingen nog geringe aanvullingen en verfijningen toegevoegd die meer gedetailleerde informatie bevatten en die dan zouden geleid hebben tot de patronen die we nu kennen.

De Apis andreniformis is een honingbijsoort die nog maar enkele jaren geleden geïdentificeerd werd als biologisch verschillend van haar zustersoort, de Apis florea (2). Zoals bij deze dwergbij, bestaat het nest van de Apis andreniformis slechts uit één verticale raat die meestal rond een boomtak geconstrueerd wordt.

Het raatstuk boven de tak wordt gebruikt om de voorraden op te slaan. Het gedeelte onder de tak, vormt dan de broedraat. De werkbijen bezetten de raat als een dicht afschermend gordijn.

f2

In een vergelijkend experiment (3) werd het gedrag van de darren net voor de paringsvluchten bestudeerd en door video-opnamen vastgelegd.

In het dichte gordijn van werksterbijen kunnen de darren van de twee soorten nauwelijks waargenomen worden, tenzij even vóór of op het ogenblik van het vertrek van een paringvlucht.

Gedurende het half uur vóór de paringvlucht, komen de darren van de twee soorten van achter het beschermend gordijn te voorschijn. Ze lopen over de bijenpels omhoog tot aan het gedeelte boven de tak waar de honing opgeslagen zit en starten van daaruit hun paringvlucht.

Sommige darren van de Apis andreniformis-soort lopen met uitgespreide vleugels in rondjes over de bijen pels. Soms – maar niet altijd – eindigt dergelijke rondeloop met de start voor de pa ringvlucht.

De rondedansen van deze darren komen op het eerste gezicht in vorm en tempo overeen met de rondedansen van de werksterbijen van onze Apis mellifera.

De dansende darren blijken op twee manieren de andere darren te stimuleren:

• andere darren worden aangezet om de dansende dar na te volgen;

• wanneer de darrendans eindigt met de start voor een paringvlucht, dan zullen de nadansers de voordanser volgen.

f3

Op die manier komen er groepsvluchten tot stand van drie tot tien darren. De dansen en de groepsvluchten deden zich voor met een interval van twee tot zeven minuten in de drie Apis andreniformis-kolonies die geobserveerd werden.

De onderzoekers stelden drie hypothesen voorop om de aanpassingwaarde van darrendansen te verklaren:

• darren dansen om hun vliegspieren op te warmen voor de paringsvlucht;

• de (na)dansers worden geïnformeerd omtrent ‘hemelse’ verzamelplaatsen;

• de darrendans is een middel om de groepsvluchten te synchroniseren.

De eerste twee veronderstellingen moeten als onwaarschijnlijk afgedaan worden, omdat het overgrote deel van de darren in het volk helemaal niet danst.

De paringvluchten in kleine groepen van Apis andreniformis kunnen dan geïnterpreteerd worden als een poging om de bezetting van darrenverzamelplaatsen en daarmee de kans op succesvolle paring substantieel te versterken.

Het zou ook kunnen gezien worden als een strategie om te ontkomen aan het gevaar voor mogelijke belagers, tijdens hun tocht naar de paringplaatsen.

Merkwaardig genoeg gaan ook de Apis florea-darren in groep op paringvlucht, maar zij dansen niet!

f4

 

(l)Zie A. Schotanus: Dansend in het donker – Maandblad 06/2002.

(2)Zie A. Schotanus: Bijensoorten, -rassen, -stammen en -lijnen Maandblad 03 en 04/1998.

(3)Zie T. E. Rinderer: Evolution of Bee Dances – Nature, vol. 360 p. 105.