Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkerbond
Jaargang: 90
Jaar: 2004
Maand: januari-februari
Auteurs: Louis Eerselmans

DE REINIGINGSVLUCHT EN DE SPIJSVERTERING VAN DE BIJ

Tijdens de eerste zonnige dagen in het voorjaar – of zelfs nog in de winter – kunnen we getuige zijn van het boeiende schouwspel van de reinigingvlucht. De bijen verheugen er zich duidelijk op dat ze na zoveel weken of maanden zich eindelijk kunnen ontlasten. Ook de imker stelt dan met genoegen vast dat er weer leven komt in de brouwerij. Laten we dat gebeuren eens van naderbij bekijken.

De spijsvertering

Het jaarlijkse voedselverbruik van een bijenvolk wordt bepaald door een veelvoud van factoren zoals o.a. de volksterkte en de broedactiviteit. In dit verband citeert men hoeveelheden van 60 tot 80 kg honing, 20 tot 55 kg pollen en ca 20 kg water, boven op de hoeveelheid water die in de verzamelde nectar binnengedragen wordt. Van deze basisvoedingsmiddelen bevat pollen de grootste hoeveelheid ballaststoffen. De kleur van de vlekjes bijenpoep tegen de kastwand en op de vliegplank, is toe te schrijven aan de pigmenten van de geconsumeerde pollen. Het grootste pollenverbruik vinden we bij de jonge bijen die zich tot voedsterbij ontwikkelen – of dat reeds zijn – en bij de winterbijen. De bijen nemen het voedsel uit de cellen op, nadat ze het met water en speeksel verdund hebben. De keelholte fungeert als zuig- en drukpomp waarmee het voedsel opgezogen en verder geleid wordt. Reeds bij de opname van het voedsel uit de cellen, voegt de bij er enzymen aan toe die de vertering moeten bevorderen. Naar de achterkant verengt de keelholte en gaat zij over in de slokdarm, die doorheen het gehele borststuk trekt en uitmondt in de honingmaag, ook wel honingblaas of krop genoemd.

Tussen honingmaag en de middendarm bevindt zich het ventiel of ‘proventiculus’. Dit orgaan belet dat er iets uit de middendarm – waar de vertering plaats vindt – zou teruglopen in de honingblaas. De middendarm is wel het grootste onderdeel van het spijsverteringstelsel. De midden darm scheidt eveneens verteringsenzymen af. Hierdoor kunnen de bouwstenen van het verteerde voedsel doorheen de darmwand in het bijenbloed opgenomen worden.

Daar waar de dunne darm aansluit op de middendarm, monden ook de Malpigische buisjes uit. Zij vervullen een functie die nog het best te vergelijken is met die van de nieren van de mens. Deze buisjes filteren de afvalstoffen uit het bijenbloed waardoor ze in de afvalzak of endeldarm terechtkomen. In de endeldarm worden de afvalstoffen opgeslagen, tot de bij de gelegenheid heeft om zich te ontlasten buiten de kast. Op de endeldarm of afvalzak bevinden zich zes rectaalklieren. Die kunnen het afvalwater uit de zak filteren, waardoor de ballast in de zak meer consistentie krijgt. Wanneer deze rectaalklieren niet optimaal functioneren, en de afval dunnetjes blijft, treden dysenterieverschijnselen op, die we gewoonlijk als ‘roer’ aanduiden. Een andere verstoring bestaat erin dat deze klieren teveel water onttrekken aan de afvalzak. Dan wordt de afval te hard. De bij kan zich niet meer ontlasten; zij lijdt dan aan verstopping. Deze verstoring noemen de imkers ook wel: de meiziekte.

De reinigingvlucht

Bijen ontlasten zich niet in de kast. Deze eigenschap kadert in het hygienische gedrag patroon van het bijenvolk. Hierdoor wordt het gevaar van de verspreiding van ziekteverwekkers aanzienlijk verminderd. Omdat de winterse koude ze belet om uit te vliegen, zijn de bijen gedurende vele weken verplicht hun ontlasting op te slaan in de hun afvalzak. Deze zak kan sterk in volume toenemen. Bij winterbijen net voor de reinigingsvlucht, kan hij tot vier/vijfde van het achterlijf innemen en de helft van het lichaamsgewicht uitmaken. Van zodra de temperatuur overdag tot ca 10° C stijgt en de zon ook van de partij is, zijn de bijen niet meer te houden; in grote aantallen trekken zij naar buiten om zich te ontlasten. Dat noemt men dan de reinigingsvlucht.

f1

Die onderneming is niet zonder risico’s. Een sterke wind kan het terugvliegen naar de nestingang bemoeilijken en soms zelfs verhinderen. Sneeuw voor het kastenfront kan bij sterke zonneschijn het licht zo sterk weerkaatsen, dat de bijen de grond in de lucht vermoeden. Zij draaien zich dan 180 0 om, zodat ze met de rug naar beneden gaan vliegen. Dat althans proberen ze te doen, maar dat zal ze niet lukken. Ze vallen in de sneeuw, waar ze onderkoeld geraken en sterven. Of ze landen in de sneeuw op de grond i.p.v. op de vliegplank, met hetzelfde resultaat. Daarom is het aan te beveten om voor de reinigingvlucht de sneeuw voor het kastenfront weg te ruimen. Natuurlijk moet ook het vlieggat zelf zo nodig vrij gemaakt worden.

De omvang van de reinigingvlucht kan aan de imker een eerste indruk geven van de volksterkte. Kasten die op het gunstige ogenblik, geen enkele of slechts een geringe activiteit vertonen, zal de imker scherper in de gaten houden. Als er inderdaad wat aan zou schorten, kan hij niet vroeg genoeg ingrijpen. De drekvlekken kunnen eveneens een aanwijzing geven over de gezondheidstoestand van het volk.

Aandoeningen als nosemose, roer, of de amoebenziekte, zijn te herkennen aan de bijenpoep in bruine stippelstreepjes, ook wel roerspatten genoemd. Maar muizen in de kast, of ongeschikt wintervoedsel, kunnen ook aanleiding geven tot abnormale ontlastingverschijnselen. De bijenpoepvlekjes van ongestoorde en gezonde volken zien eruit als gele, regelmatig gevormde wormpjes.

Vervelende hinder

De gezamenlijke ontlasting van enkele duizenden bijen, kan in de onmiddellijke omgeving wel enige hinder veroorzaken.

Wasgoed dat te drogen hangt, kan bevuild worden door een regen van bijendrek. Op een wagen in een uitgesproken kleur, zijn de spatten duidelijk te herkennen. Wanneer ze niet meteen verwijderd worden, kunnen ze blijvende sporen nalaten op het glanslak van het koetswerk. Erg vervelend wanneer het om het wasgoed en de auto van de buren gaat. Het geval is bekend van een tuinder die schadevergoeding eiste van een imker, omdat de bijen het glas van de kassen had bevuild.

Een en ander is door deskundig beheer van de bijenstand, althans voor een goed deel te voorkomen. Zo kan de imker zelf een wit vlak uitzetten, als het voorspelde weer een reinigingsvlucht laat veronderstellen. Een oud laken, opgehangen of uitgespreid voor de bijenhal, zet de bijen ertoe aan hun ontlasting te dumpen op het eigen terrein. Hetzelfde resultaat is natuurlijk ook te bereiken met een afgedankte witte deur, een witte plaat, om maar eens wat te noemen. Voorts zijn er nog de traditionele maatregelen die de imker altijd in acht moet nemen om bijenhinder te voorkomen. Een hoog afgeschermde bijenstand houdt de bijen langere tijd voor het kastenfront. Voldoende afstand tot de perceelgrenzen, geeft de bijen de mogelijkheid hun ballast te droppen voor ze het terrein van de buren bereiken.

Als de buurt tien kasten kan hebben, zouden er geen twintig mogen opgesteld staan.

Essentieel evenwel is goed nabuurschap. Een potje echte honing van de imker, een vrolijke fles mede, een geurige waskaars, werken de verdraagzaamheid en de vergevensbereidheid sterk in de hand.

f2