Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 94
Jaar: 2008
Maand: Juni
Auteurs: Aloïs Schotanus

HOE DOEN ZE HET?

Hoe slaagt een bijenzwerm erin om te blijven hangen tegen de onderkant van een dakoversteek, tegen het plafond van de schuur of aan die doorbuigende

1_bio_hoe doentak met enkele twijgen?
Dat is inderdaad de vraag die velen zich stellen wanneer ze een zwerm aantreffen tegen een gladde onderkant of aan de enkele twijgen van een doorbuigende tak. Dat schijnt helemaal in tegenspraak te zijn met de wetten van de zwaartekracht. Met welke middelen slagen die enkele bijen erin om die gehele tros van enkele kilo’s opgehangen te houden?

Waar halen ze die kracht vandaan om te beletten dat de hele zwik niet binnen de kortste tijd naar beneden dondert? Want het is niet voor enkele minuten of een uurtje of zo, maar ze houden het zonodig meer dan een dag vol ! Krijgen ze dan nooit de kramp? Lost die wonderbaarlijke lijm aan hun pootjes dan nooit?
Neen, met lijm of spierkracht heeft het maar weinig te maken. Wel met enkele wetten uit de fysica.
Zo heeft men nog maar een goeie driehonderdvijftig jaar geleden de kracht van het luchtledige ontdekt.

Uit lang vervlogen schooljaren hebben we nog onthouden dat ene Otto von Guernicke, in 1650 in de stad Maagdenburg, de kracht van het luchtledige demonstreerde met twee halve bollen, die zó goed aan elkaar gehecht waren, dat een paardenspan ze niet van elkaar kon scheiden. Die ‘Maagdenburgse halve bollen’ waren niet aan elkaar gesmeed, geschroefd of gelijmd, neen, onze Otto had alleen alle lucht eruit gepompt en daardoor waren ze onafscheidbaar geworden.

In onze kinderjaren experimenteerden we met een holle sleutel, waaruit we de lucht zogen en waardoor de sleutel aan het tipje van onze tong bleef hangen. Voor een ander, iets moeilijker experiment, gingen we naar de schoenmaker. Hij hamerde een rond stukje zoolleder tot het hol stond. Dan trok hij met zijn scherpe els, er een sterke pikdraad door die hij aan de binnenkant van het leder van enkele knopen voorzag. Het geheel werd in water te weken gezet en vervolgens op een tegel of een andere gladde steen stevig met de voeten aangedrukt. Alzo konden we met de dunne pikdraad toch een relatief zwaar voorwerp optillen, alhoewel er geen kleefstof aan te pas kwam.

Wel, dat is zo ongeveer wat er zich voordoet wanneer onze bijen ondersteboven tegen de onderkant van een oversteek of aan de onderkant van een tak gaan hangen. Hun poten zijn namelijk ook uitgerust met een ‘ventouse’ ofte hechtlapje dat door een klier kan bevochtigd worden. Hoe gladder het oppervlak of hoe groter de last die op de bijenvoet uitgeoefend wordt, des te sterker spant het membraam in de bijenpoot zich op en des te steviger hecht hij zich aan het oppervlak in kwestie.

2_bio_hoe doen

Daarin steekt de verklaring waarom een zwerm van enkele kilo’s zwaar, wel de tak kan doen doorbuigen, maar niet naar beneden valt, omdat enkele tientallen bijen in een ondersteboven houding best in staat zijn het gewicht van duizenden aan elkaar geklitte nestgenoten te torsen.
Let wel, alleen de bijen die tegen de tak of aan een ander vlak aanzitten, hechten zich met hun hechtkussentjes vast. De andere bijen klampen zich met ‘handen en tanden’, met hun kaken en de klauwtjes van hun poten aan elkaar.

Natuurlijk is die draagkracht niet onbegrensd en de wetenschap heeft berekend hoever dat draag­vermogen wel kan reiken. Ze is tot de bevinding gekomen dat – in theorie althans – een luchtledig gemaakt zuignapje met een aanhechtingsoppervlak van 1 cm’, in staat is om 1 kilo en 33 gram te torsen.
Het hechtlapje van een werksterbij heeft in opgespannen toestand een oppervlakte van één zestigste van een cm’.
Elke bij heeft zes poten; tien bijen hebben dus samen zestig hechtlapjes met een totale oppervlakte van ca. één cm’. Dat is dus ruim voldoende om een zwerm van 1 kilo te dragen. Vijfentwintig bijen houden dan een zwerm van 2,5 kilo boven de grond en dan hoeven ze niet eens tot het uiterste van hun uithoudings­vermogen te gaan.

Dat is nog minder het geval wanneer de taak wordt verdeeld over honderden bijen, zoals dat in de praktijk bij een zwerm meestal het geval is.