Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkerbond
Jaargang: 90

Jaar: 2004

Maand: juli-augustus

Auteurs: Roger De Croock

INWINTEREN VAN BIJENVOLKEN 

Wanneer we de volgende keer met het maandblad bij u thuis binnenvallen, moeten uw volken in principe al inge­winterd zijn. Zo vlug gaat de tijd! Daarom besteden we in dit zomerse nummer al aandacht aan het inwinteren ervan. Hoewel de imkertechnische ingrepen bestemd zijn voor simplexkasten, gelden de regels voor een goede inwintering voor alle volken.

Een nieuw bijenseizoen start wanneer de zomerhoning geoogst is. We moeten de bijenvolken voorzien van voldoende wintervoer in vervanging van de honing die we hen ontnamen.

Het fundament voor het volgende jaar leggen we vanaf eind juni, begin juli. Op dat moment moeten alle volken een jonge, vruchtbare koningin hebben.

foto 1
Jonge, vruchtbare koninginnen een noodzaak.

In juli mag de zorg voor het broed niet verminderen, want de bijen die vanaf eind juli uitlopen, zijn de langlevende winterbijen. Tenminste als ze geen energiever­spillende werkzaamheden meer moeten verrichten, zoals broed verzorgen en voedsel opslaan. Alleen wanneer de volken in juli over veel broed beschikken, over­winteren ze op volle sterkte en ontwikkelen ze zich snel het volgende voorjaar.
Volgende punten zijn belangrijk voor de opbouw van sterke, vitale wintervolken:

  • de volken die we inwinteren, moeten over een vitale koningin beschikken;
  • het aanbod van stuifmeel moet voldoende zijn om de larven optimaal te voeden;
  • preventieve en tijdige varroa­bestrijding is noodzakelijk willen we ongeschonden winterbijen opkweken. Larven die door de  varroa gekwetst zijn, zullen niet uitgroeien tot volwaardige bijen die hun functie naar behoren vervullen bij het begin van de volgende lente.

De jonge koninginnen die i n het voorbije seizoen geboren en bevrucht werden, zitten nu ofwel in de productievolken, ter vervanging van de oude koningin, of in reservevolken op één broed­bak.

De reservevolken

Eind juli resten nog enkel de afleggers die aan onze strenge normen voldoen: mooi gesloten broed, zachtaardige en raamvaste bijen.

Voor de goede ontwikkeling van de afleggers hebben we ze regelmatig voorzien van een suikeroplossing 1/1, zeker wanneer ze nog enkele raten zelf moesten opbouwen.

Bij de start van het inwinteren zien we de afleggers na op broed en voer. Zij die al over acht broedramen beschikken, krijgen er vóór het verder inwinteren een romp met uitgewerkte ramen bij.

We verdelen het broed zodanig dat de bijen in de bovenste broedbak over voldoende ruimte beschikken om er het wintervoer in op te slaan en we straks bij het voeren het broednest niet afremmen.

Ramen die al wintervoer of nog honing bevatten, hangen we aan de zijkant van de bovenste romp. In het midden van die romp komen twee ramen met broed, indien mogelijk omringen we die met een paar stuifmeelramen. Verder vullen we aan met uitgewerkte ramen.

De rest van het broed komt centraal in de onderste romp die we verder aanvullen met uitgebouwde ramen of met vulblokken. Deze vulblokken voor­komen beschimmelde ramen in het voorjaar.

We voeren telkens 4 liter suiker­oplossing 3 kg suiker per 2 liter water tot wanneer elk aflegger minimum 15 kg wintervoer toegediend kreeg. Naargelang het al aan­wezige voer, krijgen ze nog tussen de 10 en de 15 liter suikeroplos­sing.

De afleggers die minder broed bezaten, overwinteren op één romp en krijgen 6 à 10 liter suikeroplossing 3/2, ook naar­gelang het al aanwezige voer. Bij de controle van deze volken zorgen we ervoor dat het broed centraal in de kast zit. Zit het broed aan een zijkant, dan is de kans reëel dat het volk verhongert, zelfs met voldoende voedsel.

De afleggers die niet voldoen aan onze strenge criteria ruimen we op. Selectie op eigen stand begint met het verwijderen van al wat niet voldoet. Dergelijke gezonde afleggers verenigen we na de koningin te hebben verwijderd met een andere aflegger of een productievolk, met behulp van de krantenmethode. Ramen met broed kunnen we gebruiken om andere volken te versterken.

De productievolken

Na het afnemen van de zomer­honing, zien we de volken na en herschikken het broednest. Honingvoorraden rond het broed laten we in het volk met uitzonde­ring van de verzegelde kantramen.

Productievolken die nu over geen twaalf ramen broed beschikken, versterken we met broedramen ofwel leveren ze broedramen voor andere volken, waarna we ze in de herfst verenigen met een aflegger.

We herschikken nu ook de beide broedkamers. Kunstraat die niet volledig is opgebouwd en lege, oude broedramen vervangen we door uitgebouwde (honing)raten.

In de onderste broedbak hangen we negen ramen met broed en vullen aan met uitgebouwde ramen.

In de bovenste broedbak komen centraal drie ramen met broed, ernaast twee goede stuifmeelramen en verder vullen we aan met uitgebouwde ramen. Op deze manier is er in de bovenste broed bak voldoende ruimte. Het binnenkomende wintervoer zal het broednest niet blokkeren en de bijen kunnen het voer opslaan waar het hoort. Dat is boven en rond het broednest.

Bij gebrek aan tijd kunnen we de broedbakken gewoon omwisselen. In de onderste zit over het algemeen weinig broed en nogal wat stuifmeel. Op deze manier verkrijgen we zowat hetzelfde resultaat.

foto2
Volk klaargezet om te voeren: 9 + 3 ramen broed, thymolraampje, twee stuifmeelramen en uitgebouwde ramen.

 

Wanneer we in het voorbije seizoen de broedbeperking­methode toepasten, zit er in de onderste romp normaal vrij veel stuifmeel. Als we die romp in zijn geheel naar boven verplaatsen, vullen de bijen de stuifmeelramen verder met wintervoer aan. Dat is alvast een ‘schat’ voor het volgende voorjaar, wanneer er, bijvoorbeeld door weeromstandig­heden, te weinig stuifmeelaanbod is.

Daarna starten we met de varroa­bestrijding en het voeren. Geven we de voorkeur aan Apivar, dan hangen we de strips in het broednest. Na drie weken zien we na of ze zich nog in het broednest bevinden, zo niet verhangen we ze in het verplaatste broednest.

Als we met het thymolraampje werken, vullen we het bij met thymol. Het raampje komt aan de zijkant van de bovenste broedbak. Kiezen we voor mierenzuur, dan geven we vooraf vier liter oplossing 3/2, waarna we een korte behandeling toepassen. Nadien voeren we verder met telkens 4 liter suikeroplossing, tot de volken 15 tot 18 liter ontvangen hebben.

Best rond half augustus, maar zeker tegen het einde van die maand, moeten alle volken hun wintervoer gekregen hebben. We voeren bij voorkeur ‘s avonds om roverij te vermijden. Wees niet te krenterig, een kg suiker kost niet zoveel als een verhongerd volk in het voorjaar.

Na het voeren passen mierenzuur­gebruikers nog een ‘lange’ mieren­zuur behandeling toe.

Na de voorgeschreven termijn moeten we de Apivarstrips verwijderen.

Als we het artikel van de hand van dr. Michel Asperges (Maandblad, maart 2004, blz. 20) er nog eens aandachtig op nalezen, moeten we besluiten dat een bijkomende behandeling met Perizin of oxaal­zuur in de broedloze periode (21 dagen na de eerste vorst) sterk aan te bevelen is. Dat is noodzakelijk na de Apivar­ of mierenzuurbehandeling om het aantal restmijten zo laag als mogelijk te krijgen. Dat is de beste waarborg om de komende lente en zomer probleemloos door te komen.

Voor de behandeling met oxaalzuur verkies ik de druppelmethode (zoals met Perizin), hoewel de verdamper, zoals beschreven in ons maanblad van april jl., blz. 9, me sterk aanspreekt. Ik zal deze zeker uittesten, zij het dan onder een andere vorm. Misschien later meer hierover.

Ik wil toch nog een waarschuwen­de vinger opsteken bij het gebruik van zuren: volg de veiligheids­voorschriften voor deze niet ongevaarlijke producten heel stipt op.

Behandeling met mierenzuur

Zonder al te veel in detail te gaan, wil ik, na een tip, een recent uitgeteste methode aanhalen.

Een Nassenheiderverdamper, gemonteerd in een raampje, wordt volgens de voorschriften, op een raam na, naast het broed gehangen. De concentratie van het mierenzuur bedraagt 60%.

Echter, om het broed nest niet te moeten storen, kunnen we de verdamper ook in een klein hoogsel boven het volk plaatsen. Omdat de temperatuur daar niet zo hoog oploopt, moeten we de concentratie van het mierenzuur opvoeren tot 75-80 % om een goed resultaat te verkrijgen. De bijen en het broed verdragen deze hogere concentratie zonder schade.

Als we het hoogsel met plexiglas­plaat afdekken, kunnen we elke dag, zonder enige storing te veroorzaken, de hoeveelheid verdampt mierenzuur aflezen van een meetschaaltje aangebracht aan de zijkant van het toestelletje. De ideale hoeveelheid verdampt mierenzuur ligt tussen de 12 en 15 ml per dag.

foto3

De korte behandeling

We vullen de verdamper met 80 ml mierenzuur en plaatsen hem gedu­rende vijf dagen in het hoogsel.

Lange behandeling

Hierbij gaat er 140 ml mierenzuur in de verdamper die tien tot veer­tien dagen in het hoogsel blijft. De meetschaal, op zelfklever, kunt u zonder kosten bij mij verkrijgen. Stuur me hiertoe een aan uzelf geadresseerde en gefrankeerde enveloppe met de vermelding ‘meetschaal nassenheiderverdam­per’. Mijn adres is: Roger De Croock, St.-Onolfsdijk 93, 9200 Dendermonde.

De winterperiode

Na het slingeren ontdoen we de honingramen van alle braam en kuisen ze op. We bewaren ze in rompen en maken hiermee een toren. De bovenste romp blijft leeg. Ze dient om er tweemaal, met een tussenpoos van veertien dagen, een zwavelstrip in te verbranden, in een blikken potje. Zo vrijwaren we onze ramen van de wasmot. Ze zullen niet beschim­melen en zijn in het volgende voorjaar, na enkele uren luchten, klaar voor gebruik. We kuisen en ontsmetten al het overige materiaal. Zo nodig volgt een herstelbeurt of maken we van bepaalde stukken een paar exemplaren bij.

foto4
Afleggers die niet aan onze strenge criteria voldoen ruimen we op.

 

Gedurende de winter heerst er in de bijen hal volledige rust. Zorg ervoor dat losliggende stukken niet kunnen wegwaaien. Het zou de bijen verstoren, mogelijks met fatale gevolgen.

We gaan na wat er tijdens het voorbije seizoen zoal verkeerd liep en trachten de oorzaak ervan te achterhalen. Zo vermijden we om in het vervolg dezelfde fouten te maken. Doordenkertje: ‘ondervin­ding is de som van alle mislukkingen’.

We zijn aanwezig op de vergaderingen van onze afdeling waar we gemaakte fouten kunnen voorleggen en waar oplossingen ervoor gezocht en gevonden worden.

Gedurende de lange winteravonden kunnen we onze kennis van de bijen bijschaven door het lezen en herlezen van ons maandblad en van goede bijenboeken.