Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkerbond
Jaargang: 90

Jaar: 2004

Maand: mei

Auteurs: Dirk Desmadryl

KONINGIN INVOEREN IN EEN VOLWAARDIG VOLK 

Iedereen droomt van zachtaardige, raamvaste en productieve bijen, en schaft zich wel eens bij een koninginnenteler een waardevolle jonge, bevruchte moer aan. Trots als een argeloze, viriele dar ga je dan met je nieuwe koningin naar huis en je ziet al het wonder voor je gebeuren: gedaan met prikken en steken, gedaan met zwermen en boze buren, het worden tijden van overvloed en honing.

Natuurlijk moet je eerst nog die wonderbare koningin invoeren in een productiekast. ‘Een kunstje van niets’, heeft de moerteler gezegd, ‘je doet de oude moer weg, en hangt het moerkooitje met de nieuwe koningin midden het volk.’

In een wolk van rook, zweet en prikken, heb je na een uur zwoegen en zeven eindelijk die oude, stomme moer gevonden en je plet ze meteen morsdood, ze moest zich maar niet zo verstopt hebben en al die agressieve nakomelingen op de wereld gezet. Nog vlug de nieuwe moer invoeren en de klus is geklaard. Nu ga je eens wat zien!

Inderdaad, er is heel wat te zien wanneer je tien dagen later je bijen controleert: ontelbare redcellen en agressieve steek­duivels die je tot in de broekpijpen toe aanvallen.

De operatie is mislukt, de bijen hebben de nieuwe koningin niet aanvaard. Zonde van al dat mooie geld, en op de koop toe nog een moerloos volk. In plaats van een stap vooruit, sta je vele stappen achteruit.

Dit verhaal speelt zich ontelbare keren af bij heel wat imkers. Een nieuwe moer invoeren blijft een delicate ingreep. Er zijn duizend en één methodes, juist omdat er geen enkele feilloos is. Of is er toch een perfecte methode? 100 % zeker zal men wel nooit zijn, maar men kan de kans op slagen quasi verzekeren, als men slechts één grondregel respecteert: dien een moer toe aan een volk met veel jonge bijen die hopeloos moer­loos zijn (geen moer, geen open broed, geen moerdoppen).

De nieuwe moer is dan voor het bijenvolk de laatste kans om te kunnen overleven. Het type van invoerkooitje speelt hier een ondergeschikte rol. Ik gebruik altijd het gewone pvc invoerkooitje met een voederstop. Meestal wordt de koningin in een dergelijk kooitje geleverd. Waarom het ingewikkeld maken als het simpel ook kan?

De laatste jaren heb ik nog geen enkele mislukking gehad met het invoeren van koninginnen. Mijn methode is noch min, noch meer een toepassing van de koningin­nenaflegger. Het is een uiterst eenvoudige methode, je moet zelfs bij het invoeren de oude koningin niet opzoeken, en je behoudt haar i n reserve tot je zeker bent dat de nieuwe koningin aan de leg is en al gesloten broed heeft. Men kan de nieuwe koningin invoeren in volle drachtperiode zonder het minste verlies aan honing.

De methode vraagt heel weinig werk, je moet wel alles goed plannen en op het juiste tijdstip uitvoeren.

Beginsituatie:

  • volk met twee broedkamers, honingzolder, rooster;
  • de moer moet vervangen worden;
  • geen zwerm cellen aanwezig.

Uitvoering:

Stap A:

Tussen de broedkamers leggen we een moerrooster (er zijn nu twee roosters).

Stap B: na tien dagen.

We zetten de honingzolder opzij en controleren waar de koningin zich bevindt, d.i. de broedkamer waar er open broed is (in mijn schema kamer 2).

  • de broedkamer zonder de moer, dus met alleen gesloten en uitlopend broed plaatsen we op de vliegplank (kamer 1);
  • in het midden van deze romp hangen we de nieuwe moer in een invoerkooitje met voeder­stop;
  • hierop een moerrooster;
  • hierop de honingzolder;
  • separator boven op honingzol­der;
  • bovenaan: broedkamer met oude koningin (vliegbijen zullen afvliegen naar onderste romp en verder nectar inzamelen).

Stap C: twee weken na stap B

  • controle of de nieuwe moer aanvaard is en goed aan de leg;
  • oude moer opzoeken en verwijderen (is nu zeer gemakkelijk te vinden);
  • de twee volken verenigen en kastdelen herschikken:
    • onderaan blijft broedkamer met nieuwe moer;
    • erop broedkamer zonder moer;
    • moerrooster;
    • honingzolder.