Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 102
Jaar: 2016
Maand: Juni
Auteur : Norbert Nijs

BEVRUCHTINGSVOLKJES EEN TWEEDE MAAL GEBRUIKEN

In het kader van de moerteelt is het gebruikelijk dat de bruidsvluchten gemaakt worden vanuit kastjes die uitgerust zijn met één raampje en bevolkt met een pollepel bijen. Deze volkjes zijn normaal bestemd voor eenmalig gebruik en worden opgedoekt nadat ze hun opdracht volbracht hebben. Ze kunnen echter gerust een tweede keer ingezet worden. Wanneer bijvoorbeeld de moerteelt te weinig koninginnen oplevert, kan je dit rechtzetten door goed drie weken na de eerste omlarfdag een tweede kweek op te starten.

26 1

Op het moment dat de nieuwe koninginnen uitlopen, beschikken de vorige al over hun eerste gesloten broed in de kastjes en zijn ze klaar om overgebracht te worden naar de productievolken. De volkjes zijn dan beschikbaar om een tweede moer haar bruidsvluchten te laten maken. Omdat op dat ogenblijk het broed van de eerste moer nog niet uitgelopen is, zijn het dezelfde bijen die haar zullen verzorgen.

Ze zijn ondertussen wel drie weken ouder en dus qua leeftijd hun voederstadium voorbij. Maar dat is geen probleem. Door de aanwezigheid van jong broed zijn hun sapproducerende klieren actief gebleven en desnoods kunnen ze deze opnieuw activeren. Eenmalig, heb ik ooit gelezen.

Anderzijds moet gezegd worden dat het volkje tijdens het verzorgen van de eerste moer aangewezen is op vers aangevoerd stuifmeel, terwijl dit stuifmeel al tot bijenbrood verwerkt is op het moment dat de tweede moer haar intrede doet. Zij zal dus zeker niet slechter gevoed en verzorgd worden dan de eerste. Voorwaarde is wel dat het kastje initieel goed bevolkt werd.

Je mag de tweede moer onmiddellijk inbrengen na het verwijderen van de eerste, maar er mogen even goed een paar dagen tussen liggen. In het laatste geval zal het volkje al een redcel aan het optrekken zijn, maar de ingebrachte koningin zal er wel voor zorgen dat er van die moerdop niets in huis komt.

De eerste moer verwijderen

Wanneer je een bevruchtingsvolkje uit een schuthuisje neemt om de moer eruit te halen, moet je altijd tijdelijk een leeg vervangkastje in de plaats zetten indien er nog andere bijenvolkjes in het huisje of in de nabijheid opgesteld staan. Dit vervangkastje zal de bijen opvangen die terugkeren van hun drachtvluchten en ook deze die talrijk opvliegen tijdens het zoeken en vangen van de moer.

Je kan in het vervangkastje eventueel wat suikerdeeg leggen om de thuiskomende bijen een poosje zoet te houden. Op die wijze voorkom je dat te veel vreemde bijen gelijktijdig een ander volkje binnenvliegen. Want er kan herrie van komen die in dat volkje tot het inballen van de moer kan leiden. Ik heb het al meegemaakt.

Nadat je het initiële kastje teruggeplaatst hebt in het huisje, borstel je de bijen uit het vervangkastje, zodat ze naar hun familie kunnen terugvliegen. Dezelfde werkwijze moet gevolgd worden wanneer op de bijenstand de moer uit een volkje gehaald wordt dat niet naar het schuthuisje zal terugkeren: dus een vervangkastje plaatsen tijdens het opzoeken van de moer, dan het initiële volkje terugplaatsen, de bijen uit het vervangkastje vegen en enige minuten wachten om hen de gelegenheid te geven het kastje binnen te lopen.

Dit gaat erg snel en zodra ze binnen zijn, kan het volkje uit het huisje verwijderd worden. Neem onmiddellijk de beide glaswanden weg om de moer uit een bevruchtingskastje te halen. Een bijenkoningin is schuw maar ook sluw. Als ze onraad ruikt, zal ze van de ene zijde van de raat naar de andere zijde lopen. Om ze te vangen, zet ik altijd een verlengstukje op de klassieke vangknijper en veeg ik ze erin met een stevige kippenveer. Dat gaat erg vlot. Ik heb deze werkwijze al eens uitgelegd op pagina 17 van het maandblad van september 2010.

Breng de tweede moer altijd in met een namaakdop

Om met behulp van een al gebruikt bevruchtingsvolkje nog een tweede moer te laten paren, moet deze vanzelfsprekend eerst veilig in het kastje gebracht worden. Langs het vlieggat, de bodemrooster of een zijraam is dat erg riskant. Blijft dus enkel de weg over langs het deksel dat je daarvoor niet hoeft te vervangen, noch er een opening in te maken.

Het volstaat namelijk om in het vakje naast het voedervak een rekje te plaatsen dat je kan maken uit twee triplex plaatjes formaat 35 x 35 mm en twee houten 6 mm deuvels (zie foto’s hiernaast). De aanwezigheid van het rekje hindert het terugplaatsen van het dekglas en houten deksel niet. Als je over geen boorstandaard beschikt, klem je de triplexplaatjes best tegen elkaar in een bankvijs om de 6 mm gaatjes te maken. Boor de gaatjes gelijktijdig doorheen beide plaatjes.

Prik ter plaatse vooraf een putje in het hout zodat de boor niet verloopt. Plaats de deuvels 15 mm uit elkaar. Om de moer in het kastje te brengen, ga je als volgt te werk: je laat ze een namaakdop inlopen, steekt een houten prikkertje door de dop op ca 5 mm van het open uiteinde en je duwt het gedeelte boven het prikkertje dicht.

Je hangt de namaakdop vervolgens met behulp van het prikkertje in de ruimte tussen de deuvels van het rekje. ’s Anderendaags kan je het rekje al verwijderen. Wie voldoende ervaring heeft met het merken van moeren, kan de moer vooraf een rugschildje geven, maar eigenlijk wacht je daarmede beter tot het moment waarop ze naar een productievolk zal worden overgebracht. Want indien onvakkundig aangebracht, kan dat schildje de bruidsvlucht(en) doen mislukken. Ik heb het hier wel over volkjes die gebruikt worden om een moer op de eigen bijenstand te laten paren.

Moer liefst niet inbrengen in de fase van de rijpe moerdop

 

26 2

26 3

Wie de tweede moer wenst in te brengen in de fase van de rijpe moerdop, moet de triplex plaatjes van het rekje 18 mm uit elkaar zetten. Deze afstand is vereist wanneer de moercel in een celhouder van de driedelige kegelvormige moerkooitjes zit, kooitjes die tegenwoordig veel gebruikt worden in het kader van de moerteelt.

Deze celhouders hebben namelijk een doorsnede van 17 mm. Ik ben er persoonlijk wel geen voorstander van om de moer al in deze fase in te brengen. Je bent inderdaad nooit zeker dat een moerdop volwaardig is. Daarenboven hangt de dop in het kastje verwijderd van de broedruimte en daardoor mogelijk te koud. Indien de moer dan te lang talmt om uit te lopen, kan ze enigszins onderkoeld geraken.

Je weet immers nooit wanneer ze juist zal uitlopen. Je moet al een specialist zijn om de juiste leeftijd te bepalen van het larfje dat als koninginnenlarfje uitgekozen werd, terwijl de duurtijd van het kweekproces ook temperatuur afhankelijk is. Je kunt er gemakkelijk een dag naast zitten als je het tijdstip van uitlopen gaat berekenen. Daarom laat je haar mijn inziens beter eerst uitlopen en breng je ze daarna in met een namaakdop.