Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 103
Jaar: 2017
Maand: mei
Auteur : Jef Torfs, Jolien Smessaert, Wannes Keulemens

DE BIJDRAGE VAN BESTUIVINGSINSECTEN BIJ DE TEELT VAN ‘CONFERENCE’ PEER (PYRUS COMMUNIS VAR. ‘CONFERENCE’)

Een belangrijk terugkerend probleem bij peer is de gebrekkige vruchtzetting, die vaak het gevolg is van een te lage bestuiving. Dit probleem is veel minder uitgesproken bij ‘Conference’ die gedeeltelijk zelfcompatibel is en ook parthenocarpisch vrucht kan zetten. Deze parthenocarpe vruchtzetting wordt in de praktijk vaak gestimuleerd aan de hand van gibberellinebespuitingen, maar dit leidt vaak tot hoge dunningskosten en kleinere, meer misvormde vruchten. Een verbetering van de bestuiving kan dus zeker voordelig zijn, ook voor de ‘Conference’-teelt. Om de bijdrage van bestuivingsinsecten te onderzoeken werden er drie proeven opgesteld. Deze drie proeven zijn onderdeel van de masterproef van Jef Torfs voor het behalen van het diploma bio-ingenieur aan de KU Leuven. De proeven zullen opgesplitst worden in twee delen en uitgeschreven worden in twee opeenvolgende maandbladen. In dit artikel zal de bestuivingsproef (proef 1) besproken worden.

Inleiding
Het doel van deze proef is om de bestuivergemeenschap bij peer beter te begrijpen alsook hun effect op de vruchtkwaliteit en de productie van ‘Conference’ peren. De gedragingen van hommels en honingbijen werden geobserveerd en mogelijke verklaringen worden besproken.

Opzet
Er werden 12 bestuivingstenten in een ‘Conference’-perceel geplaatst (Fig. 1). Elke bestuivingstent bevatte 6 bomen en in deze tenten werden vervolgens bestuivende insecten (hommels, honingbijen of beide) geplaatst. De bomen in het perceel waren 4 jaar oud en hadden gemiddeld 170 bloemen.
De proef bevat 5 verschillende behandelingen, die telkens in drievoud werden herhaald. De 5 behandelingen zijn (Fig. 1):
I.    controletent, een tent zonder bestuivers
II.    hommeltent, een tent met een volk hommels
III.    bijentent, een tent met een volk honigbijen
IV.    combitent, een tent met honingbijen en hommels gecombineerd
V.    openluchtbehandeling, bomen zonder tent en zonder extra hommels of honingbijen.

De hommelnesten die in deze proef werden gebruikt, waren afkomstig van Biobest. Het gaat hier om een aardhommelvolk (Bombus terrestris) met 80 tot 100 werksters per nest. De honingbijen van deze proef waren eigendom van imker Herman Torfs. Deze kasten bevatten vier ramen broed (beide zijden van het raamtype simplex bebroed, 357 mm x 218 mm). Een volk met vier ramen broed bestaat uit ongeveer een 10.000 honingbijen. De bestuivernesten hadden altijd twee openingen, één ervan werd in de tent geplaatst en de andere naar openlucht. Op deze manier werd er getracht overbevlieging in de tent te vermijden.

Werkwijze
In de tent werd elke boom gedurende één minuut geobserveerd. Doordat de bomen zeer jong waren en er niet al te veel bloemen aanwezig waren op de bomen (gemiddeld 170 bloemen) was het mogelijk de volledige boom te observeren. In openlucht werden 3 bomen tegelijk gedurende 5 minuten geobserveerd. Tijdens deze observaties werd geteld hoeveel bloemen er bezocht werden door de bestuivingsinsecten. Een bezoek werd pas geteld als het insect zich wel degelijk voedde met pollen of nectar van de bloem. Een vluchtig bezoek van de bloem waarbij de hommel of bij even de bloem aanraakt en onmiddellijk weer opvliegt werd niet geteld. Alle observaties werden gedaan op het warmste moment van de dag, dit om zoveel mogelijk bestuivingsinsecten en bloembezoeken te tellen. Deze gegevens werden verzameld van 12 tot en met 22 april 2016. Op 12 april stond ongeveer 10% van alle bloemen open, op 22 april werden de observaties stopgezet omdat de bloemblaadjes begonnen te vallen.
De jonge bomen stelden ons ook in staat om alle vruchten te tellen. Tijdens de oogst werd het totaalgewicht van de peren per boom genoteerd, net als het aantal peren. Drie peren per boom werden naar het labo gebracht om er lengte, breedte, vruchtvorm, zaadstadium, brixwaarde, hardheid, gewicht en titreerbare zuurheid op te meten.

2017 24 1

Resultaten
De bestuiving in de tent was zeer intens. Bij de honingbijen werd er een gemiddelde van 14 bloembezoeken per min. op 6 bomen geteld, bij hommels was dat 3.7 bloembezoeken per min. op 6 bomen. De honingbijen foerageerden op de perenbloemen in de tent voor zowel pollen als nectar. Minder dan 30% van de honingbijen in de tent verzamelden pollen. In openlucht was de bestuivingsintensiteit van de honingbijen heel wat lager en bedroeg ze 1.1 bloembezoeken per min. op 6 bomen. Er werd vastgesteld dat in openlucht het merendeel van de honingbijen (naar schatting 95%) pollenverzamelaars waren. De bestuivingsintensiteit van de hommels in openlucht bedroeg 0.58 bloembezoeken per min. op 6 bomen, dit is ongeveer de helft van deze van de honingbijen. Zowel in de tent als buiten de tent probeerden de hommels met behulp van hun poten en monddelen de bloembodem te bereiken en beschadigden daarbij telkens de bloemblaadjes. Na enkele dagen werden deze bruin en vielen ze af. Mogelijk probeerden de hommels enerzijds nectar te verzamelen en anderzijds pollen van reeds geopende helmhokken in de gesloten bloemen. Deze beschadigde bloemen verwelkten sneller dan de anderen, mogelijk omdat het wond gerelateerde hormoon ethyleen de gewonde bloemen sneller deed verouderden. De reden voor het lage aantal geobserveerde honingbijen en hommels in de openlucht is vermoedelijk omdat er voldoende alternatieve voedselbronnen aanwezig waren. Zo waren er veel paardenbloemen, bremstruiken, wilde en gecultiveerde kersen en hondsdraf rondom het perceel te vinden.
Tijdens de observaties in openlucht viel het op dat hommels boomvaster waren als honingbijen. Zo bezocht een hommel gemiddeld 8.5 bloemen binnen een observatiemoment van 5 minuten per drie bomen en een bij slechts 3.7 bloemen, zoals geïllustreerd wordt in de onderstaande tabel. Honingbijen vliegen vermoedelijk sneller van boom tot boom omdat bijenpollenspecialisten kieskeuriger zijn dan hommels.  

2017 24 2
De verschillen in vruchtzetting tussen de behandelingen werden pas duidelijk na de junirui. Er is een duidelijk positief effect van de honingbijen en een eerder negatief effect van hommels (Fig. 2). De verhoogde zetting bij de aanwezigheid van honingbijen in de bestuivingstenten is niet verwonderlijk omdat er een intense bestuiving werd waargenomen. Het openbijten van de bloemen door de hommels heeft een duidelijk nadelig effect op de zetting. Opvallend is dat de aanwezigheid van honingbijen in de combitenten geen positief effect heeft op de zetting. Een rechtstreeks gevolg van de schade aan de bloemen is uiteraard de verminderde vruchtzetting in de hommeltenten. Een mogelijke indirecte verklaring voor de resultaten is dat het wond gerelateerde hormoon ethyleen de bloem- en vruchtrui heeft gestimuleerd.

2017 24 3
Zoals verwacht toont figuur 3 aan dat de bloemen in de bijen- en combitenten beter bevrucht zijn dan in de controle-, hommel- en openluchtbehandeling. Maar liefst 48% van de vruchten bevat minstens één volwaardig zaad. De vruchten in openlucht bevatten in 15.7% van de gevallen een volgroeid zaad tegenover 2.5% in de controle. De zaadstadia werden opgedeeld van niet ontwikkeld (geen zaad en witte puntjes) tot bijna volledig en volledig ontwikkeld zaad (groot zwart en volwaardig zaad).

2017 24 4
Belangrijker dan de lengte of de breedte van de ‘Conference’ peer op zich is de lengte/breedte verhouding van de peer; de typisch ‘peervorm’ is namelijk een kwaliteitsvereiste. Peren met een lengte/breedte verhouding van 2.5 of meer hebben een typische flesvorm en worden als minderwaardig beschouwd, ook de algemene vorm van de peer kan ervoor zorgen dat de peren een flesvormig uiterlijk krijgen. De peren in de behandeling met honingbijen hebben de laagste lengte/breedte verhouding (het beste) (Fig.4), slechts 11% van de peren wordt als flesvormig beschouwd. De vruchten in openlucht- en combibehandeling scoren significant lager dan deze in de controle en hommelbehandeling. De controle en hommelbehandeling bevatte respectievelijk 15 en 17% flesvormige vruchten. Deze resultaten tonen aan dat een geslaagde bevruchting positieve effecten heeft op de breedte/lengte verhouding.

2017 24 5

Conclusie
Het is duidelijk dat honingbijen in deze proef niet geïnteresseerd zijn in de perenbloemen voor de nectar maar voor het pollen. De generalistische hommels verzamelen tegelijk pollen en nectar waardoor perenbloemen minder interessant zijn dan bijvoorbeeld kersenbloemen die meer aantrekkelijke nectar hebben. De competitie tussen de verschillende bloemsoorten zal het aantal honingbijen in een perenboomgaard dus minder beïnvloeden dan het geval is voor hommels, omdat de pollenspecialisten even goed op peer zullen foerageren. Het openbijten van de bloemen door hommels geobserveerd in de tenten heeft een nadelig effect op vruchtzetting. Hetzelfde gedrag werd waargenomen in openlucht, wat erop kan wijzen dat het nadelig effect zich ook in openlucht heeft voorgedaan. Hommels mogen dus zeker niet te vroeg in de boomgaard geplaatst worden.
Tijdens de openluchtobservaties werden er meer honingbijen dan hommels geobserveerd. Wel moet hier rekening gehouden worden met het feit dat er steeds geobserveerd werd tijdens het warmste moment van de dag en dat er een grotere aanvoer was van honingbijen dan hommels. De bestuivingsintensiteit van beide soorten was in openlucht echter zeer laag, toch bevat 15% van de vruchten in openlucht volwaardig zaad in vergelijking met de controle (geen bestuiving) waarvan slechts 2.5% van de vruchten zaad bevatten. Bevruchting van de peren leidde tot een betere lengte breedte verhouding en dus een betere vruchtvorm. Dit zorgt ervoor dat een groter gedeelte van de opbrengt in een hogere kwaliteitsklasse terecht komt wat een betere prijs oplevert voor de teler.