Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 92
Jaar: 2006
Maand: December
Auteurs: Dr. Bruno Gobin

BIJEN EN LANDBOUW, TEGENGESTELD?

bijen_1

De laatste jaren staan imkers en landbouwers meer en meer tegenover elkaar. Dit is onterecht want beide sectoren zijn sterk van elkaar afhankelijk en hebben geen sterk uiteenlopende interesses. Bestuiving door bijen is immers essentieel voor een goede productie in diverse landbouwgewassen en in de fruitteelt. Bijen kunnen echter gevoelig zijn voor de gewasbeschermingsmiddelen die noodzakelijk zijn om de teelten te beschermen in de voorbloei- en bloeiperiode.

Goede landbouwpraktijken zijn er op gericht om zowel nuttige insecten (zoals bijen), milieu en consumenten te beschermen. In de fruitteelt staat men in België zeer ver wat betreft milieubewuste teelten, met strenge interne en externe controles. Toch blijft sensibilisatie voor mogelijke onderschatte risico’s cruciaal, en het Proefcentrum Fruitteelt tracht hierin voortrekker te zijn. Het is natuurlijk belangerijk om een goede dialoog tussen de sectoren te behouden zodat problemen constructief aangepakt kunnen worden.

Het dualisme tussen gewasbescherming en bestuiving werd al vrij vroeg erkend door vertegenwoordigers van overheid, landbouw en fyto-industrie die gezamenlijk een speciale commissie oprichtten (ICPBR: International commission on Plant Bee Relationships) om te waken over de nevenwerking van gewasbeschermingsmiddelen op bijen. Nieuwe middelen doorlopen gedurende een tiental jaren een streng evaluatieproces waarin bijen een belangrijke parameter zijn, naast vele andere zoals zoogdieren, vogels, waterorganismen, nuttige insecten, enz. De overheid legt terecht zeer strenge maatregelen op die het hele voedselproductieproces sturen en controleren.

Zo eisen de Europese instellingen en nationale overheden proeven volgens strenge protocollen waarbij exacte parameters bepaald worden zoals de dodelijke dosis na blootstelling of opname als voedsel. Middelen die zelfs minimaal effect hebben op bijen worden verbannen tijdens de bloei van gewas of onkruiden. Naast gerichte proeven hebben enkele Europese landen uitgebreide monitorsystemen waarbij alle gevallen van uitzonderlijke bijensterfte onderzocht worden op mogelijke vergiftiging. Het aantal werkelijke vergiftigingsgevallen daalde spectaculair door de invoering van betere landbouwpraktijken.

De recente bijensterfte is niet rechtstreeks getinkt aan meervoudige oorzaken die de kolonies verzwakken, waaronder – naast gewasbescherming – o.a. weersomstandigheden, omgevings­biodiversiteit en de afwezigheid van een sterke bestrijdings­strategie van parasieten.
Om bijensterfte in de toekomst te vermijden is het belangrijk op al deze fronten verbeteringen aan te brengen.

Sinds enkele jaren wordt eveneens meer aandacht besteed aan niet-dodelijke effecten van gewasbeschermingsmiddelen, die subletale nevenwerkingen zoals gedragsstoornissen teweeg­brengen. Deze nevenwerkingen zijn nadelig voor zowel de teler als de imker. De teler krijgt een suboptimale bestuiving van zijn gewas of boomgaard, waardoor hij niet rendabel kan produceren. De imker ziet een achteruitgang in de bijenkolonies, wat een verlies aan honingproductie of mogelijk een verlies van de kolonie kan betekenen.

Wanneer we streven naar een duurzame landbouw is het essentieel om deze problemen te onderkennen om ze in samenwerking met telers en imkers te voorkomen.

Het Proefcentrum Fruitteelt kon hier in het verleden al problemen mee helpen vermijden door haar contacten bij imkers, landbouwers en industrie.
Dr. Bruno Gobin heeft zijn studies gedaan aan de KU-Leuven en was er ook een tijd werkzaam op het Laboratorium voor insectenonderzoek.
Nu is hij werkzaam als onderzoeker aan het Koninklijk Opzoekingsstation Gorsem bij Sint-Truiden. In zijn onderzoek gebruikt hij honingbijen.