Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 93
Jaar: 2007
Maand: mei
Auteurs: Alois Schotanus

RAATVERNIEUWING

Opgewerkte raten zijn een belangrijk deel van het bedrijfskapitaal van de imker. Hij is er zuinig op en hij wil ze zo vaak mogelijk  gebruiken. Als ze daarenboven meerdere jaren kunnen meegaan, dan leveren zij een aardige winst op aan uitgespaarde waswafels. Voor de bijen vertaalt de uitgespaarde energie zich in een groter honingoverschot, wat dan weer mooi meegenomen is voor de imker.

Dat is zowat de gangbare redenering bij vele bijenhouders; dat is het breed verspreide misverstand. Daarom zijn ze ook bij haast elke imker te vinden, die raten zo zwart als de nacht, zo hard als een plank, in donkerbruine, zwaar gepropoliseerde ramen. Begrijpelijk dus, want onze imkers verkeren in de waan dat zij er voordeel bij hebben om met dergelijke raten te werken.

En het bijenvolk …?

Geven de bijen er de voorkeur aan om op oude, donkere raat te verblijven en te werken?

In de natuur alleszins niet. Om te beginnen blijven wilde bijenvolken niet zo lang op dezelfde plaats; de zwermdrift is bij hen door niets ingeperkt. Het kaaizwermen of de totale nestontruiming komt in de natuur ook veel vaker voor wanneer in een verzamelgebied de drachtbronnen opgedroogd zijn.

Bovendien overleven de wilde kolonies niet zo goed in de natuur; veel wilde zwermen halen het volgende jaar niet. Zelfs in de jaren toen er nog geen sprake was van de varroamijt, bedroeg dit percentage niet meer dan 24 %. Tenzij een nieuwe zwerm snel de vrijgekomen raten kwam bezetten, werd het nest volkomen opgeruimd door de wasmot, de mieren, de vogels en de knaagdieren. Op die manier werd drastisch schoon schip gemaakt met mogelijke ziekteverwekkers.

Dat is wellicht de reden waarom in wilde kolonies minder ziekten voorkomen dan in door imkers beheerde bijenvolken. Oude raten worden ook merkbaar zwaarder, zelfs

44 1_1

als ze leeg zijn. Dit is te wijten aan de opstapeling van propolis, pophuidjes en andere resten die met de tijd in de cellen zijn achtergebleven. De cellen worden hierdoor alsmaar kleiner, wat dan op zijn beurt weer aanleiding geeft tot kleinere bijen, met een kleinere honingblaas, waardoor het rendement per haalvlucht sterk vermindert.

 Vergrote doorsnede van oude raat: de opeenvolgende lagen van pophuidjes zijn duidelijk zichtbaar.

 Residu’s

Maar nog erger is het feit dat in bijenwas de residu’s, van pesticiden en zware metalen, opgeslagen worden. Ook de reststoffen van de bestrijdingsmiddelen tegen de varroa hopen zich van langsom meer op in de wasraten. Hoe langer de raten in gebruik blijven, hoe hoger het gehalte aan giftige stoffen in de was kan oplopen. Het is inmiddels reeds duidelijk geworden dat deze stoffen een negatieve werking uitoefenen op het broed en op de bijen, die door de imker verplicht worden om op dergelijke raten te leven.

Bouwdrift

Systematische raatvernieuwing is dus niet alleen wenselijk van uit bedrijfseconomisch oogpunt, maar het is gewoon een dwingende noodzaak voor een gezond bijenbestand. Het voorjaar en de hoge zomer vormen de bouwperiode bij uitstek. Het is dus zaak onze bijen de kans te geven om hun aangeboren bouwdrift te laten uitvieren en zoveel mogelijk nieuwe raat te laten optrekken in vervanging van de donkere ramen.

Nu is het moeilijk om een precies aantal jaren voorop te stellen dat een broedraat kan of mag meegaan. Een driejarige cyclus lijkt me een goed uitgangspunt. Zo’n vervangingsprogramma moet niet ingewikkeld zijn. Bij elke gelegenheid die zich voordoet, kan men immers te vaak bebroede ramen naar de zijkant van de kast werken, om ze er bij een volgend bezoek uit te lichten en te vervangen door een beter exemplaar of door een waswafel.

Op de thuisstand, in de bijenhal, is dat al geen probleem en wanneer we naar de buitenstanden trekken, nemen we precies met dat doel enkele lege opgewerkte ramen en waswafels mee.

Broeder Adam

In zijn boek: Beekeeping at Buckfast Abbey, zegt Broeder Adam dat de regelmatige vernieuwing van de broedraten, zonder twijfel één van de meest effectieve maatregelen is om ziekten te voorkomen. Helaas, zo voegt hij eraan toe, wordt dat maar al te vaak verwaarloosd door de moderne imker.

In het programma van de bijenmonnik werden elk jaar de drie oudste ramen uit de broedbak door nieuwe vervangen. En dat in een tijd toen er van residu’s, van bestrijdingsmiddelen tegen de varroa, nog geen sprake was.

Karl Pfefferle

Een andere grootmeester in de internationale imkerij, windt er evenmin doekjes om. Hij deinst er niet voor terug om sterke uitspraken te doen in dit verband. Zo zegt hij: ‘Van zodra de raatvernieuwing achterwege blijft, heeft de imker het bijenvolk op de sporen gezet die het onherroepelijk naar de ondergang zullen leiden!’

En hij voegt eraan toe: ‘Te lang gebruikte raten zijn een latente bron van besmettelijke ziekten, waarbij het infectierisico toeneemt naarmate de raten ouder zijn. Niet alleen de broedziekten, maar vooral de nosemose wordt verwekt, in stand gehouden en overgedragen door dit oud ratenmateriaal. Ook de kwaliteit van de honing heeft sterk te lijden onder de invloed van de oude raten.’

Pfefferle weerlegt ook de vaak gehoorde bewering als zou de ratenbouw de honingopbrengst verminderen: ‘Het tegendeel is waar’, zegt hij ‘door de ratenbouw worden in het bijenvolk krachten losgemaakt die anders onbenut zouden blijven.’

Vooral na de uitwintering en na de laatste slingerbeurt, houdt Pfefferle grote opruiming; de onderste broedbak gaat dan in zijn geheel recta linea naar de wassmelter.

Vuilbroedpreventie

Bij een vuilbroedaantasting moet volgens de vigerende voorschriften het aangetaste volk vernietigd worden. Om te beletten dat de ziekte zou kunnen terugkomen of dat ze zich verder zou verspreiden, worden meestal ook de andere volken van de bijenstand opgeruimd.

Maar een infectiehaard die vaak over het hoofd wordt gezien, zijn de oude, donkere reserveramen die de imker in zijn ramenkast of open en bloot in een rek in de bijenhal bewaart. Het is besmettings­materiaal van de ergste soort. Precies in deze lege broedraten, komen de zwarte korstjes voor die de sporen bevatten van de Paenibacillus larvae larvae, de verwekker van het Amerikaans vuilbroed! In één cel kunnen tot 2,5 miljard sporen voorkomen!

Wanneer nu de imker dergelijke donkere ramen gebruikt om het broednest uit te breiden van een nieuw bijenvolkje dat hij zich zopas heeft aangeschaft, brengt hij de infectie weer tot leven. Het kan best zijn dat hij daarvan het eerste jaar niets merkt. Maar twee of drie jaar later, zal hij alarm moeten slaan. De goegemeente zal beweren dat de gevreesde plaag teruggekeerd is, terwijl ze in feite nooit echt is weggeweest. Al die tijd was ze in latente vorm aanwezig in die donkere broedraten.

Doen wat we zeggen

44 2_1

Er is maar één conclusie mogelijk: zwarte broedraten hebben geen reden van bestaan. Van zodra een broedraam niet meer doorzichtig is, heeft het nog maar één mogelijke bestemming: de wassmelter.

Dus: als we ook willen doen wat we zeggen, dan is het nu het moment om voor nieuw gewafelde ramen te zorgen, zodat we ze straks in de kasten kunnen hangen wanneer we de volken ruimte gaan geven.

 

‘Vind de verschillen’ … (foto C. Van Gampelaere).