Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 102
Jaar: 2016
Maand: September
Auteur : Guido Sweertvaegher

VOEDERSYSTEMEN SG

Systemen en handelingen bij het voederen van bijenvolken lijken op het eerste gezicht niet zo belangrijk. Met wat en hoe we te werk gaan tijdens het voederen kan wel degelijk een rol spelen zowel bij het opzetten van jonge volken als bij productievolken. Aan de hand van mijn ervaringen opgedaan tijdens het toepassen van verschillende modellen voederbakken en voedersystemen kan ik u misschien wat beter wegwijs maken in het voederen van de bijen. Hierin onderscheid ik twee systemen: vloeibare siroop al of niet zelfgemaakt en vaste deeg of droge suikers.

Voederbakken voor vloeistoffen

Mijn eerste voederbakje was een houten bakje met ingelegd zinkbed. Als vlotter moest ik houten latjes of wat stro gebruiken. Met een inhoud van amper 1 liter was het inwinteren een hele karwei, dit systeem heb ik dan ook al vroeg afgevoerd (ook de combinatie zink en suikervoeding is geen goed idee).

34 1

 

De aanschaf van rechthoekige PVC voederbakken met dubbel  scharnierend deksel  voor de toegang tot de  twee zones is heel wat gemakkelijker in gebruik. Het nadeel hier is echter dat de bijen hun vleugels en beharing beschadigen in de trechtervormige opening  tijdens het opnemen van de vloeibare suikervoeding. Na opname van de wintervoeding kan men dan heel wat blinkende bijenlichamen zonder beharing waarnemen. 

Als tweede nadeel is het tijdrovend kuiswerk wanneer we na de laatste voederbeurt de reiniging tot een latere datum uitstellen, de ontstane schimmelvorming ten gevolge van de nog resterende suikeroplossing is moeilijk weg te werken. Dit kan deels vermeden worden door na de laatste voederbeurt het tussenschot schuin in de voerderbak te plaatsen, de bijen kunnen zo de resterende suikeroplossing in de voederbak volledig opnemen.

Ronde PVC voerderbakken met centrale toegang voor de bijen zijn ook zeer gemakkelijk toe te passen. Om  de resterende suikeroplossing van deze voederbak door de bijen te laten opnemen, moeten we echter de centrale afsluitkoker uit de voerderbak nemen en deze dan zelf  reinigen. Dit systeem voederbak bestaat ook in een  groter volume van 6 liters in plaats van 2.5 liter.

34 2

In de loop der tijd had ik ook een tweetal houten rechthoekige voederbakken met houten vlotter en een inhoud van 2.5 liter in gebruik. Deze voederbak heeft het grote voordeel dat het bijenlichaam (de vleugels en de beharing ) heel wat minder beschadigd wordt bij het opnemen van de suikeroplossing. De bijen verspreiden zich over de volledige oppervlakte van de vlotter, de voedselopname gaat vlugger, de voeding kan volledig opgenomen worden en de voederbak blijft vrij van schimmelvorming.

34 2 a

De simplexvoederbak SG

De grote voordelen van deze houten voederbak deed me het idee ontstaan om een voederbak met vlotter te maken met dezelfde afmetingen als deze van de bijenkast. Voor simplexkasten bedraagt de afmeting van deze voederbak 460 mm x 460 mm met een hoogte van 140 mm en heeft een inhoud van 18 liter suikeroplossing. De vlotter is gemaakt uit WBP-triplexplankjes  dikte 5 mm,  breedte 16 mm en heeft een vrije ruimte tussen de latten van 10 mm.

De buitenafmeting van de vlotter is  16 mm kleiner dan de binnenmaat van de voederbak om een vlottende werking te blijven garanderen. De voederbak is gemaakt uit geschaafde planken in rode dyle (afmetingen breedte 118 mm, dikte 22 mm). De ingewerkte bodem bestaat uit een WBP-plaat met dikte = 10 mm. De buitenranden van de voederbak worden verhoogd met  latten in rode dyle van 22 mm x 22 mm, het tussenschot is dan 22 mm lager en dient als voederopening voor de bijen.

De gleufopening voor de toegang van de bijen tot de suikeroplossing bedraagt 25 mm. Het spreekt vanzelf dat de constructie volledig waterdicht moet zijn, voor de verlijming gebruik ik een waterbestendige lijm type D3. De binnenzijde van de voederbak alsook de vlotter wrijf ik in met vloeibare was en met een gasbrander drijf ik de was in de poriën van het hout.

Tijdens de jaarlijkse onderhoudsbeurt moet ik enkel de voederbak en bijhorende vlotter met de vlam van de gasbrander  reinigen. Tevens is de ontsmettende werking  gewaarborgd en stapel ik  deze op tot volgend seizoen. De stevige houten constructie bezorgt deze voederbak een lange levensduur en is na meer dan 20 jaar gebruik nog steeds in perfect toestand.

De inhoud van 18 liter suikersiroop maakt het mogelijk de bijenvolken op een verder gelegen standplaats met één voerderbeurt in te winteren. Indien de voerderbak op de kast blijft staan, vormt deze zelfs nog  een goede isolatie tijdens het overwinteren.

De grote hoogte van 140 mm maakt het mogelijk om de teeltvolken tijdens de kweekperiode aan te prikkelen door een pot honing (van eigen oogst!)  van een halve kg op zijn zijde in de voederbak te plaatsen. De honing loopt onder de vlotter door en de bijen nemen de honing op zonder vast komen te zitten in de honing. Op die manier is het mogelijk de bijenvolken tijdens de teeltperiode aan te prikkelen en toch nog honing te oogsten. 

Voederbakken in polystreen (piepschuim), toegepast bij mini-plus kastjes, omvorm ik ook tot een systeem met vlotter. De  bijhorende PVC afdekkap, gebruikt als  tussenschot om de toegang van de bijen tot het voedercompartiment af te sluiten, is dan overbodig. Vooraleer ik de voederbak met suikersiroop aanvul controleer ik of de vlotter niet vastzit, de bijen kunnen namelijk door wasaanbouw het vlottersysteem verhinderen.

Al de afdekplanken van mijn kasten zijn voorzien van minimum één ronde  voederopening van 67 mm (= de maat van een gatenboor voor het inbouwen van hollewanddozen in gyproxplaten) en geboord op een centerafstand van 125 mm x 230 mm vanaf de rand. De plaats van deze voederopening  laat het gebruik toe van verschillende soorten voedersystemen.

34 3

Als bijkomend voordeel kan ik  de dekplank 90° verdraaien  zodat de voederopening dichter bij de bijen aansluit. Immers een nieuw volk laat ik steeds aansluiten tegen de randzijde van de kast en zorg ik dat de  voederopening van de afdekplank  zich boven de tros bevindt.

Voederen door middel van een honingbokaal

Nadat de nieuwe opgezette bijenvolken zich gesetteld hebben op 5-ramers voeder ik dan verder met een suikeroplossing in een honingbokaal welke ondersteboven boven het rond voedergat staat. In het  PVC  deksel  (een cogeverglas met klikdeksel) zijn een 10-tal gaatjes van 2 mm geboord.

34 4

De verhouding suikeroplossing bedraagt : 3 delen suiker, 2 delen water. De bijen nemen druppelsgewijs de suikeroplossing op en roverij wordt niet in de hand gewerkt. De voederopening van de dekplank plaats ik zo ver mogelijk van het vlieggat en verklein de vlieggatopening tot een opening van 15mm. 

Vaste voeding

  • Voederraam SG

  Bij het opzetten van nieuwe volken gebruik ik eerst een raam dat speciaal voorzien is om rechtstreeks in de kast te voederen. Dit voederraam-SG heeft een dubbele functie, enerzijds wordt het gebruikt als kantraam terwijl het anderzijds kan gebruikt worden als voederraam.

De constructie bestaat uit een simplexraam (breedte 23 mm) waarbij één zijde volledig is afgesloten met een triplexplaat (dikte 4 mm) terwijl de andere zijde afgedicht is tot op 3 cm van de bovenlat. Ook hier gebruik ik voor het verlijmen van deze constructie een waterbestendige lijm type D3. Het spreekt voor zich dat het geheel goed moet verlijmd zijn en er geen gaatjes voor de bedrading in het raam mogen aanwezig zijn. Het voederraam toch vooraf eens controleren op waterdichtheid!

Via de uitsparing in het voederraam wordt 1 kg droge suiker gegoten en overgoten met water, het water sijpelt zo doorheen de suiker. De vochtige suiker vormt gedurende een week een continue prikkeling en er bestaat geen gevaar voor roverij.

  • Vaste voeding

Voor het toedienen van vaste voeding schaf ik Sint-Ambrosiusdeeg aan  in een verpakking van 15 kg. Ik versnijd dan deze suikerdeeg door middel van een plamuurmes  in porties van 1,5 kg en wikkel de deeg in een plastieken zak. Vervolgens sla ik met een houten hamer de deeg wat platter om, vooral in het voorjaar, de kastisolatie zo goed mogelijk te laten aansluiten. 

34 6

Voorzien van een inkerving  plaats ik deze deegvoorraad  boven de voederopening. Bij een tekort aan voedsel  in het vroege voorjaar pas ik ook op deze wijze  een aanvullende voedselvoorraad toe, vooral bij 5-ramers is de voedselvoorraad onvoldoende om de winter door te komen.

Tips en tricks

  • Opgepast bij broedbeperking, wanneer we een volk op één romp tussen twee koninginnenroosters plaatsen zal na het afnemen van de lenteoogst de voedselvoorraad soms ontoereikend zijn om  de drachtloze periode te overbruggen. We stellen de volken veilig door een voorraad vaste voeding aan te bieden. Eén of twee voederkantramen SG in de broedromp plaatsen met een suikervoorraad zoals hierboven beschreven, behoort ook tot de mogelijkheid om een reservevoorraad aan te bieden.
  • Onderaan in een verhoogde bodem  de wintervoeding toedienen kan ook, alhoewel roverij hier soms een probleem kan vormen. Als voedersysteem gebruik ik een PVC kuip (inhoud 8 liter), om te verhinderen dat de bijen in de suikerkroeg verdrinken vul ik de voederbak met biohooi en voeg daarna de suikeroplossing toe. Onderhoud bij dit systeem van voederen is er niet, de kuip is door de bijen tot op de bodem uitgelekt, een suikeroplossing en nieuwe voorraad hooi of stro inbrengen volstaat. Opgepast enkel toepassen bij sterke productievelden!
  • Deeg als voedselbron voor het bevoorraden van ERK’s maak ik met apipoeder in een verhouding : 10 kg poedersuiker mengen met 2 kg honing (opwarmen tot 40°C) en 500 cc water. Kneden tot een homogene massa, na het voederdeeg enkele dagen te laten rusten is deze klaar voor gebruik. Door honing in het deeg te mengen blijft het voederdeeg steeds zijn zachte  vorm behouden terwijl de Sint-Ambrosiusdeeg na verloop van tijd (door blootstelling aan de lucht ontstaat er waterverdamping) hard kan komen  en kan nog moeilijk door de bijen opgenomen worden. Het honingdeeg (gemakkelijk te bewaren in een afgesloten bokaal) gebruik ik ook als suikerstop in de koninginnenkooitjes.
  • Na het slingeren, in een drachtloze periode of in een situatie van voedselnood is het gevaar op roverij groter, in vele gevallen kunnen we zelfs stille roverij moeilijk waarnemen. Zien we ’s avonds bij het vallen van de duisternis bij twee kasten de bijen nog druk op- en aanvliegen  terwijl er aan  de andere kasten praktisch geen beweging waar te nemen is, dan weten we dat daar iets niet klopt.
  • Welke bijen zijn hier de rovers of helpt het geroofde volk haar eigen voorraad verplaatsen? Om dit te onderzoeken sluiten we beide kasten af. ’s Morgens werpen we onmiddellijk na het openen van de vliegopening  een handvol bloem op de vertrekkende bijen, de kast met de meest aanvliegende ‘witte’ bijen is het roversvolk.
  • 34 5
  • Een oplossing is dan het roversvolk terug afsluiten en minimum 5 km verplaatsen naar een andere locatie. Een andere mogelijkheid bestaat erin beide kasten ’s avonds, nadat alle bijen op de kast zitten, af te sluiten. Met gesloten vliegopening en verluchtingsrooster kunnen we de bijen van beide kasten via een opening in het vlieggat met lachgas verdoven. Vijf minuten later openen we het rooster, de bijen ontwaken uit hun verdoving, moeten zich opnieuw oriënteren en de roverij is gedaan. Uit voorzorgmaatregel verkleinen we wel de vliegopening van het geroofde volk.
  • Het is geraadzaam om, vooraleer we de honingvoorraad afnemen, alle volken op dezelfde standplaats eerst in winterzet te plaatsen. De bijenvolken moeten dan niet meer gecontroleerd worden en kunnen onmiddellijk na het afnemen van de honingzolders alle volken ’s avonds gevoederd worden. De vliegopening van de minder sterke volken zetten we vooraf op een kleinere vliegopening.