Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 95
Jaar: 2009
Maand: mei 
Auteurs: Louis Eerselmans

BIJENVOLKEN VERPLAATSEN

Voor alle duidelijkheid

Met verplaatsen of verhuizen, bedoelen we niet: het reizen met de bijen naar een verder afgelegen drachtgebied. Dat soort transport is hier niet aan de orde. Wat we voor ogen hebben, is het verplaatsen van kasten over een relatief kleine afstand; laat ons zeggen van het ene uiteinde van de bijenhal naar het andere; of van de voortuin naar de achtertuin.

Het soort verplaatsingen waarvoor we geen truck, geen paletten, geen vorkliften nodig hebben. Geen groot materiaal dus en evenmin een massa mankracht. In het ergste geval kan een helpende hand van de echtgenote of van een collega meer dan volstaan.

Specifiek probleem

De verplaatsing van bijenkasten over een afstand van minder dan 1 à 2 km, vraagt om bijzondere aandacht omwille van een specifiek probleem, namelijk de mogelijkheid dat de veldbijen gaan terugkeren naar hun oude standplaats.

In dichtbevolkte regio’s, zoals bijv. in de residentiële wijken van de voorstad, kan dat moeilijkheden opleveren i.v.m. de relaties met de buren. Zulke zoekende, thuisloze bijen, kunnen echt vervelend, hinderlijk, beginnen doen en dat willen we toch in elk geval vermijden. Daar is wel wat op te bedenken, maar eerst willen we trachten een verklaring te geven, waarom bijen die over een korte afstand verplaatst werden, per se terug willen naar hun oud adres.

De zwarte doos

363 1 1 3
‘Voorspelen’ ofte ‘speelvluchten’ van jonge bijen ,ter oriëntering van hun nestplaats. (Foto: H. Gritsch)

Het verschijnsel heeft alles te maken met het oriëntatiesysteem van de honingbij.

We hebben al wel vaker gezien, hoe op een zonnige middag talloze bijen op en neer dansen met hun hoofd naar de kast gericht en vervolgens in als maar groter wordende kringen, omheen de bijenstand gaan cirkelen.

We noemen dat ‘speelvluchten” of ‘voorspelen’. Maar met ‘spelen’ of aanstalten maken om de liefde te bedrijven, heeft het niets te maken. Het is die jonge bijen bloedige ernst!

Zij zijn bezig met zich te oriënteren op hun nestplaats ! Deze jonge bijen hebben namelijk nog geen buitendienst verricht; ze zouden bij het uitvliegen op nectar en pollen hun terugweg niet meer vinden, zonder die voorafgaande oriëntering op hun verblijfplaats. Dat invliegen is dus in feite een verkenning van de onmiddellijke omgeving.

Daarbij prenten ze alle details van de kast en haar positie in het terrein t.a.v. andere verschijningsvormen als gebouwen, struiken, bomen, kleuren en dies meer, in hun geheugen. Deze informatie wordt opgeslagen in hun ‘zwarte doos: Van zodra de bij haar nestzone binnenvliegt, moet ze haar weg niet meer zoeken, maar koerst ze op haar ‘automatische piloot’, linea recta naar de plek waar haar nest zich bevindt, of … zich zou moeten bevinden.

Riskante verplaatsing

Wanneer nu de imker de kast meer dan een meter verplaatst, dan gaat hij de bijen in moeilijkheden brengen. De terugkerende veldbijen gaan eerst voor de leeggekomen plaats op en neer dansen, in de hoop alsnog hun vertrouwde landingsstrip te kunnen terugvinden.

Dat kunnen ze uren, ja zelfs dagen volhouden. Als er zich andere kasten in de nabijheid van de vroegere standplaats bevinden, zullen ze trachten toegang te verkrijgen tot een buurvolk, maar dat kan uitmonden in vecht- en bijtpartijen, waarbij de gehele stand in rep en roer wordt gezet.

Minimale ingreep

Gelukkig zijn bijen zo soepel, dat we ze een nieuwe standplaats kunnen aanleren. Het is m.a.w. mogelijk om ze te oriënteren op de nieuwe situatie en hun herinnering aan hun oude standplaats weg te wissen uit hun geheugen. Daarbij moet de imker een handje toesteken. Afhankelijk van het tijdstip op het jaar, kan zich zoiets tot een minimale tussenkomst beperken.

Wanneer bijv. in de winter of het vroege voorjaar, de bijen al langer dan twee weken binnen gebleven zijn omwille van de lage temperaturen, is het mogelijk om de kast — zeer voorzichtig ! — over een kleine afstand te verplaatsen, zonder enige bijkomende voorzorgsmaatregelen.

De bijen die bij een eerstvolgende gelegenheid willen uitvliegen, zullen zich na die tijd spontaan heroriënteren op de nieuwe standplaats.

Onproductieve tussenkomst

63 2_1
Een merkteken boven het vlieggat en witte plaat als opvallende vooruitstekende landingsstrip.(Foto: G. Janssens)

De werkwijze die in bijna alle handboeken aanbevolen wordt, komt erop neer dat men de kolonie(s) in kwestie verhuist naar een locatie die meer dan 3 km verder gelegen is. De volken moeten daar dan twee weken verbleven hebben, vooraleer men ze mag ophalen, om ze vervolgens op de nieuwe standplaats te zetten.

Sommige auteurs gaan nog verder, zowel letterlijk als figuurlijk: zij adviseren om de volken 6 km ver weg te brengen en vier weken te wachten vooraleer ze terug te halen.

Die methode werkt feilloos, maar ze is wel omslachtig, tijdrovend en onproductief.
Vier weken in een bijenseizoen is immers een hele brok. Bovendien beschikt niet iedereen zomaar over een tweede standplaats op meer dan 3 km, laat staan op 6 km van de thuisstand.

Dit systeem kan wel vlot toegepast worden bij thuiskomst na een reis naar het fruit, het koolzaad, de heide …

Eenvoudige oplossing

Een middel dat in alle situaties helpt, komt op het hiernavolgende neer. Boven het vlieggat van de kast die we willen verplaatsen, prikken een bierviltje — liefst één in felle kleuren — of een kleurrijke sticker die er voordien niet was. De kast zelf zetten we op een plaat witte piepschuim, met de breedte van de kast en ca. 1 m lang. De dikte heeft geen belang.

Op die manier krijgt de kast een verlengde vliegplank, een opvallende, ver naar voren uitstekende landingsstrip, die door haar witte kleur sterk contrasteert met de kleur van de kast, met die van de omgeving en die van het onderliggende grondvlak. Dat alles doen we enkele dagen voor de verhuis, zodat de bijen nog de gelegenheid hebben om de nieuwe, sterke markering in hun geheugen te prenten.

Vervolgens zetten we de kast uit de rij — een tweetal meter voorwaarts — maar wel mooi in het verlengde en op dezelfde hoogte – bijv. op een omgekeerde bierkrat — als haar oorspronkelijke plaats. In die vooruitgeschoven stelling, laten we ze enkele dagen staan. De volgende dagen kunnen we nu het volk, per etmaal, één kastbreedte – dat is ca. 0,5 m – zijdelings naar rechts of links opschuiven, tot we aangekomen zijn ter hoogte van de nieuwe plaats in de rij.

Daar pauzeren we weer voor een tweetal dagen. Tenslotte brengen we de kast twee meter achteruit tot ze weer mooi in het gelid staat. Na enige tijd, laten we zeggen: één week, nemen we de witte plaat weer weg.

Eenvoudig niet?