Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 93
Jaar: 2007
Maand: juni
Auteurs: Lous Eerselmans

LOKKORVEN

Vanaf eind mei en doorheen de maanden juni en juli kunnen we geconfronteerd worden met overtrekkende bijenzwermen die op zoek zijn naar een nieuwe behuizing. Die mogelijkheid is reëel in een streek met een grote bijendichtheid. Zo bevinden er zich meer dan 75 bijenvolken verdeeld over acht standen in een straal van 3 km rond mijn eigen bijenhal.

Het is dus helemaal niet denkbeeldig dat er af en toe een volk op de hort gaat om elders zijn voortbestaan te verzekeren. Dan komt het erop aan om deze nomaden op drift te overtuigen dat ze een beter onderkomen kunnen vinden, precies op onze eigen stand. Dat doen we door een lokkast of lokkorf op te stellen.

Het is natuurlijk jammer voor de bijenhouder die zo’n zwerm in zijn volkenbestand zal moeten missen. Maar als een andere imker dat bijenvolk geen huisvesting zou aanbieden, dan gaat het wellicht ten onder, want zoveel nestgelegenheden zijn er in de natuur niet meer voorhanden. Een zwerm op drift, is van niemand. Diegene die de zwerm vangt, wordt de nieuwe eigenaar. De vorige had maar beter op zijn zaken moeten letten.

Tenslotte zijn er bedrijfswijzen zat om het zwermen te voorkomen en/of te verhinderen. Bovendien kan zo’n lokkast ook een redmiddel zijn voor één van onze eigen bijenvolken dat, om de een of andere reden, bij de zwermcontrole aan onze aandacht ontsnapt is.

Tijdig opstellen

Er bestaan verschillende manieren om een zwerm in een kast te lokken. Maar een vrij eenvoudige werkwijze komt op het volgende neer. Vooreerst moeten we eraan denken om een lokkast of -korf tijdig op te stellen. In feite moet het nieuwe onderkomen op zijn plaats staan, lang voor de zwermtijd effectief begint.

Vergeet niet dat het volk met zwermplannen, al dagen voordien zijn speurbijen heeft uitgezonden, om een nieuw goed adres te zoeken. Ze beoordelen daarbij de standplaats, de oriëntatie, het volume, de geur, de degelijkheid (droog of vochtig), de toegankelijkheid, de afstand tot het vorige verblijf en dies meer. Het nieuwe verblijf moet dus beschikbaar zijn, lang voor de volksverhuizing plaatsgrijpt. Voor een imker met wat reservemateriaal is het helemaal niet zo moeilijk om tegemoet te komen aan de desiderata van zijn nieuwe gasten.

Oude broedkamer

Hij kiest een beschutte, zonnige plek, maar wel één die ook schaduw biedt en die buiten de aanvliegroute ligt van de bijenvolken op de eigen stand. Een Oude broedkamer, goed doordrongen van was- en propolisgeuren, in een handzaam formaat (simplex, Kempens, DNM, langstroth, zander…) is best geschikt.

Als er nog een propere, vaste bodem aan vastzit, komt dat toevallig goed uit. Is dat niet het geval, dan moeten we er een bodem met vlieggat aan vasthechten. Ook de bovenkant van de lokkast moet dicht zijn en ze mag in geen geval licht doorlaten. Uiteraard moet de combinatie waterdicht zijn. Het vlieggat mag best breed uitvallen,

maar niet te hoog. Kortom: een traditionele onderste broedromp, met het raamformaat van dat op de eigen stand, is ideaal. Indien mogelijk zetten we die kast één à twee meter boven de begane grond om muizen, egeltjes en ander rondscharrelend gedierte niet in verleiding te brengen.

Om de nieuwe huurders enig houvast te geven bij hun aankomst, bemeubelen we de (oude) behuizing met een tweetal opgewerkte broedramen. En deze keer mogen ze echt donkere raat bevatten, op voorwaarde dat ze niet opzij gezet werden omdat ze van zieke volken afkomstig zouden zijn. Verder nog een drietal ramen met kunstraat en klaar is kees.

Sommige imkers prikken boven het vlieggat hun naamkaartje met een toepasselijke spreuk, als: ‘Welkom thuis of ‘Oost – west, hier is het ook goed’. Maar het is niet bewezen dat zoiets ook echt helpt. Wat wél helpt is de geur die uitgaat van de oude kast en de donkere broedraten. Die aroma’s werken als magneten op verkennende speurbijen.

46 1_1
Een zwerm op drift is van niemand (foto G De Roeck)
46 2_1
Deze collega zag het groot: twee lokkorven aan de rand van zijn domein! Beide werden bezet door overtrekkende zwermen!
46 2_2
 Niet dat de bijen altijd meewerken!

Voorzwermen brengen bovendien een flink pak voorraden mee. Die kunnen ze dan meteen kwijt in de gereedstaande, lege cellen. De koningin kan daarin ook dadelijk aan de leg. Het kunstraat geeft de zwermbijen de gelegenheid om hun zwermkoorts uit te zweten en aan de slag te gaan om nieuwe raten op te trekken.

Het risico bestaat dat de wasmot er vroeger zijn intrek in neemt dan de bijen; dat geldt ook voor de mieren. De bijen zijn niet gesteld op deze onderhuurders en de imker moet er dus voor zorgen deze ongenode gasten te weren, zolang het optrekje nog niet ingenomen is door het bijenvolk.

Wanneer we de lokkast alleen bemeubelen met waswafels of met strips van waswafels i.p.v. met donkere raten, weren we wel de wasmot maar niet de mieren. Bovendien is de aantrekkingskracht van onbebroede raat minder groot. Dat bezwaar kunnen we dan weer opvangen door tussen de waswafels een chemisch lokmiddel te hangen dat in de handel verkrijgbaar is.

Ziektebestrijding

Door zwervende zwermen op te vangen, kunnen we een bijdrage leveren aan de instandhouding van de soort en de bestrijding van allerlei ziekten en plagen. Wanneer een zwerm uiteindelijk, zich elders zou gaan vestigen in ‘de vrije natuur’, heeft hij vandaag de dag maar weinig overlevingskansen. Als hij al niet ten onder zou gaan door de weersomstandigheden, zou hij wellicht bezwijken onder de druk van de mijten of de vuilbroedbacteries.

Eens in handen van de imker, kunnen deze kwalen bestreden worden. In feite is het zelfs zo, dat een behandelde zwerm de beste uitgangssituatie is om er een gezond productievolk aan over te houden. Een ‘hongerzwerm kan door de imker binnen de kortste tijd terug op zijn positieven gebracht worden met drijfvoeding. En voor het geval dat we met onhandelbare ‘hooligans’ te maken zouden krijgen, vervangen we gewoon de koningin.

Als het ons inderdaad gelukt is, om een zwerm in een kast of korf te lokken, moeten we hem wel enige dagen de tijd geven om zich goed te vestigen, vooraleer we eraan zouden denken hem te behandelen met een of ander bestrijdingsmiddel. Een al te vroege tussenkomst van de huisbaas met één of ander sterk zuur, zou de nieuwe huurders ertoe kunnen aanzetten om weer te vertrekken. Dan waren al onze inspanningen vergeefs geweest. En dat zou jammer zijn. Dus niet te vroeg, maar ook niet te lang wachten. Wanneer de koningin alweer op gesloten broed zit, kunnen we de meegereisde varroamijten niet meer afvangen. Dat moet dus alleszins voordien gebeurd zijn.

Blijkt bij een grondige inspectie dat het broedbeeld te zeer aan Amerikaans vuilbroed doet denken, mogen we geen risico nemen en moet de hele handel definitief opgeruimd worden. Neen, onze inspanningen zijn niet vergeefs geweest, want door dit volk uit circulatie te nemen, hebben we een verdere verspreiding van deze ziekte verhinderd.

Aanwinst

Is het volk in goeden doen, en werkt het zich de naad uit zijn broek, behandelen we deze aanwinst op dezelfde manier als om het even welke andere zwerm. De oude raat gaat geleidelijk naar de zijkanten; waswafels worden bij gehangen naarmate het volk en de voorraden groeien en ondertussen brengen we de lokkast met tussenstappen  tot op   haar definitieve plaats op de bijenstand.

Het is een boeiend experiment en dus het proberen waard. Zeg nu niet meteen: bij mij lukt dat toch niet. Wie niet speelt, kan ook niet winnen. En tenslotte weet je immers nooit hoe een koe een haas vangt.