Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 100
Jaar: 2014
Maand: Januari – Februari
Auteurs: Wilfried Demeester

MIJN STRIJD TEGEN DE VARROAMIJT

Ik ben nu ongeveer 65 jaar imker, en nooit heb ik een periode gekend met zoveel zorgen: vrees dat de verdwijnziekte ook bij mij zal toeslaan. Vanaf 2005 heb ik ieder jaar een aantal afleggers (kunstzwermen) gemaakt om tegenslagen te kunnen opvangen. Tot op heden echter zijn verliezen na de winterperiode zeer beperkt gebleven en ik heb zeker niet meer sterfte dan vroeger, voor er sprake was van de varroa. Stilaan raak ik ervan overtuigd dat de strijd die ik voer tegen de varroamijt er voor iets tussen zit. Enkele vrienden die dezelfde varroabestrijding toepassen, hebben ook geen last van de verdwijnziekte.

Mierenzuur en bierkaartjes

Varroa bestrijd ik met mierenzuur van 85% en bierkaartjes. Vooraf worden de bierkaartjes in vloeibare bijenwas gedompeld tot 10 à 12 mm van de rand, er blijft dan dus 10 à 12 mm over voor de gecontroleerde verdamping van het mierenzuur. Om de kaartjes te voorzien van een waslaagje gebruik ik zuivere gesmolten ontzegelwas.

De bierkaartjes worden hierbij met een tangetje vastgenomen. De was wordt gesmolten in au bain marie. De pot met gesmolten bijenwas hangt dus in kokend water. Voor opname van het mierenzuur worden de kaartjes gedurende één uur opgesteld in het mierenzuur. Hiertoe heb ik een latje van 55 cm lang, 5 cm breed, 3 cm dik. In dit balkje zijn 52 gleufjes gezaagd van 2,5 mm op een diepte van 6 mm, zodat de kaartjes er recht in kunnen geplaatst worden.

Het mierenzuur – ongeveer 1 liter – is gegoten in een inoxbakje (50 cm lang, 25 cm breed, 4 cm diep) en het latje ligt er boven op. Zo neemt ieder kaartje volgens zijn oppervlakte en dikte tussen de 13 en de 16 gram mierenzuur op (gemiddeld 14 gram).

Varroabestrijding bij productievolken

Rond 10 juli slinger ik voor de laatste keer. De dag van de slingerbeurt krijgt ieder volk ongeveer 2 liter siroop. Drie dagen later start de varroabestrijding. Na verwijdering van de dekplank worden vier à vijf kaartjes volgens de volksterkte en de grootte van de kaartjes, boven op de toplatten van de bovenste romp gelegd. Voor de kolonie op één romp kan men twee of drie kaartjes gebruiken, naargelang de volksterkte en het aantal bezette raten. De kaartjes blijven vier à vijf dagen liggen, ze zijn dan uitgedampt en worden dan verwijderd, daarna wordt er opnieuw gevoederd.

De werkwijze waarbij afwisselend wordt gevoederd en met mierenzuur behandeld, gaat verder. Eind augustus is het voederen gedaan. Elke kolonie heeft dan 13 kg suiker opgenomen, ongeveer 19 liter siroop. Zolang er na een mierenzuurbehandeling mijten vallen wordt verder om de drie weken behandeld. En dit tot de mijtenval op de lade bijna 0 of zelfs 0 is. Gedurende de behandeling wordt de mijtenval op de varroa lade nauwkeurig gevolgd.

 

Vergeten we niet dat een aantal mijten in de raten achterblijven. In 2013 heeft elke productiekolonie viermaal behandeld geweest, en twee volken zelfs vijfmaal. Per volk geef ik dus 4 x 14 gram = 56 gram of 5 x 14 gram = 70 gram mierenzuur.

Bedenkingen

Bij een behandeling heb ik nog nooit een abnormale bijensterfte kunnen vaststellen en mijn bijen hangen nooit buiten. Behandelen 9 moet je dan wel doen bij een temperatuur van 22°C tot 28°C. Bij lage temperaturen is de verdamping ondermaats. Bij hogere temperaturen is de verdamping te groot en voor de bijen moeilijker verdraagzaam. Dat mierenzuur larven doodt, kan ik moeilijk voor waar aannemen.

Dode larven worden immers door de bijen uitgetrokken en naar buiten gebracht. Ze zijn dan zichtbaar op de vliegplank. Wat ik nog nooit heb gezien. Dat mierenzuur ook eitjes zou schaden, denk ik ook niet. In 2010 heb ik de volgende proef gedaan. Tijdens een behandeling heb ik een raam met eitjes en open broed met een duimspijker gemerkt. Tien dagen nadien vond ik op dat raam mooi gesloten broed, ondanks het mierenzuur. En zou de koningin last hebben van mierenzuur? Misschien wordt hierdoor de eileg van de moer nadelig beïnvloed. Toch zitten alle productievolken begin oktober altijd zeer sterk.

Winterbehandeling

Als er na de laatste mierenzuurbehandeling geen mijten meer vallen, wacht ik de eerste vorstperiode af. Het is dan al november of december. Nu volgt een oxaalzuurbehandeling met de varroxverdamper. Vallen bij de eerste behandeling nog te veel mijten (meer dan tien), dan behandel ik twee weken nadien nog eens.

In plaats van de varroxverdamper kan men ook bij lage temperaturen bedruppelen met een oxaalzuuroplossing. Voor tien volken neem ik 300 cc gedemineraliseerd water, 300 gram suiker en 18 gram oxalzuurdihydraat. Alles goed oplossen en dan druppelen op de bijentros in de bezette straatjes. 5 cc is voldoende per straatje, één straatje langs beide zijden van de tros ook bedruppelen is aan te raden. Zo komt men op 50 cc per volk op twee bakken.

Voorjaar

Ook in het voorjaar blijven we waakzaam. Rond half januari plaats ik de varroaladen. De beginnende broedaanzet heeft warmte nodig en ik wil tegen eind maart een idee hebben over de varroabesmetting. Eind maart controleer ik dan op de natuurlijke mijtenval. Wanneer er tijdens deze periode van 2,5 maand meer dan tien mijten gevallen zijn, behandel ik de volken voor het plaatsen van de honingzolder met mierenzuur. Vergeten we niet dat volgens de wetenschappers mierenzuur ook mijten in het broed dood.

Vanaf april wordt de darrenraatmethode toegepast, dit heeft slechts een efficiëntie van 25 à 30%. Twee weken voor de eerste slingerbeurt worden de varroaladen opnieuw geplaatst en indien er meer dan twintig mijten vallen langs de natuurlijke weg, behandel ik opnieuw. Gedurende vier dagen verwijder ik de honingkamer en behandel ik de twee overblijvende broedkamers met mierenzuur. Na vier dagen worden de kaartjes verwijderd en de honingkamer neemt terug haar plaats in voor de zomeroogst. Zo is de cirkel rond, en rond 10 juli begint het systeem opnieuw.

Afleggers

Belangrijk is ook de bedrijfsmethode met de afleggers (kunstzwermen). Afleggers worden gemaakt even voor de laatste slingerbeurt, dus rond 8 à 10 juli. Ik maak de afleggers zo laat, omdat ik de bijen dan niet meer nodig heb voor de honingproductie. Het zijn broedloze afleggers. En in die periode heb ik dan reeds een aantal jonge koninginnen op ERKkastjes die reeds gesloten broed hebben.

Hoe ga ik nu tewerk voor het maken van broedloze afleggers? Ik heb nodig: een verhoogde bodemplank, een goed geïsoleerde broedkamer met 12 ramen en een jonge moer met gesloten broed in een ERKkastje. De gewone bodemplank is met latten van 4 à 6 cm verhoogd. De broedkamer heeft vier zeer goed geïsoleerde wanden. Iedere wand bestaat aan de binnenzijde uit superwatervaste multiplex van 6 mm (5,5 mm dik).

Aan de buitenzijde watervaste multiplex van 6 mm (5,5 mm). Beide wanden zijn met nageltjes en lijm verbonden met latjes van 22 mm x 25 mm. En tussen de twee wanden is een stuk polyurethaanplaat van 20 mm geplaatst. Deze kamers zijn goed geïsoleerd, licht, goedkoop en kunnen door de imker zelf gemaakt worden. Ze zijn maat- en vormvast en onverslijtbaar. In de broedkamer komen 12 opgewerkte en niet-bebroede raten, waarvan twee stuifmeelraten en twee raten met wat voer erin, één lege raat wordt langs beide zijden met water beneveld.

Uit de honingzolder van mijn productievolken veeg ik 1,75 kg tot 2 kg bijen af in een plastic box. Deze worden gewogen met een elektronische weegschaal, 2 kg bijen stemt overeen met ongeveer 4.5 liter bijen. Ik haal de bijen uit verschillende honingzolders. Nu laat ik de oude bijen gedurende ± 15 min. afvliegen. De overblijvende jonge bijen uit de hoogsels hebben zeer weinig mijten. Deze bijen worden nu beneveld met een oxaalzuuroplossing bij heen en weer bewegen en draaien van de box, dit om zoveel mogelijk bijen in contact te brengen met de oxaalzuuroplossing.

 

 

De samenstelling van de vloeistof is, 12 gram oxaalzuur, geen suiker en 500 ml gedemineraliseerd water. Maak hierbij de bijen niet te nat. Gebruik een goed stof- en vochtmasker en maak deze afleggers bij een temperatuur tussen 22°C en 28°C . Bij een temperatuur van 30°C of meer is het gevaar voor verhitting van de bijen te groot. Ook de bijen van het ERK-kastje zijn er bijgevoegd en de koningin die niet wordt beneveld is vooraf in een kooitje met suikerstop gebracht.

In het midden van de broedkamer worden nu een vier à vijf ramen weggenomen, zodat de bijen op de verhoogde bodem kunnen worden gegoten. De bodem heeft geen lade om een goede ventilatie te verzekeren. Als de bijen ingebracht zijn kan men door de verhoogde bodem zonder hinder de ramen inhangen, samen met de ingekooide moer. Het vlieggat is gesloten. De afleggers worden nu koel en luchtig gedurende twee dagen in arrest gezet.

Hierna worden de afleggers 1 km verder geplaatst ver genoeg weg van de productievolken. Hierdoor is vervliegen, roven, en herbesmetting met varroa uitgesloten. Het vlieggat wordt klein gehouden (1 à 2 cm) en de eerste dagen plaats ik een stukje koninginnenrooster voor de vliegopening. De uit het kooitje ontsnapte moer kan immers de eerste dagen in paniek buiten geraken en zo verloren gaan. Na vier à vijf dagen mag het roostertje weg.

De tweede dag na de opstellingen wordt gevoederd met deeg en die voedering gaat continue verder tot eind augustus. Na tien dagen en verder ook na twintig dagen controleer ik of er geen koningindoppen zijn opgetrokken die dan verwij derd worden. De afleggers hebben dan zo 4 à 4,5 kg deeg opgenomen. De samenstelling van de voederdeeg is als volgt: 4 kg bloemsuiker, 1,5 kg honing van eigen oogst, 4 soeplepels poedervormige biergist en 25 ml aminovitasoll.

Deze deeg geef ik in een plat doorzichtig bakje (2 à 3 cm) hoog, tegen het voedergat van de dekplank. Hierbij wordt de dekplank geïsoleerd met 8 cm dikke rotswol. Doorzakken van de deeg wordt vermeden met een stukje

plexiglas. In september voer ik de afleggers dan elk nog 4,5 kg suiker onder de vorm van siroop zoals bij de productievolken. Vanaf oktober krijgt elke aflegger als reserve nog eens 1,5 kg deeg. Is de deeg uit het bakje volledig opgenomen dan kan voor de winter nog altijd worden bijgevuld. Vanaf half september wordt bij deze afleggers met de varroalade een controle gedaan op de natuurlijke mijtenval..

In 2013 is er op 7 oktober nog geen enkele mijt op de laden gevonden. Voor de winter na de eerste vorst in november of december wordt er gedruppeld met een oxaalzuuroplossing, zoals bij de productievolken. Het jaar nadien staan de afleggers begin mei op twee bakken en begin juni is de derde kamer nodig. Bij goed weer en dracht geven ze veel honing.

Voor meer informatie kun je mij bellen na 18 u. op 09-372.84.53.

Tot je dienst en veel succes.