Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkerbond
Jaargang: 90
Jaar: 2004
Maand: juni
Auteurs: Aloïs Schotanus. Foto’s: Zachary Huang (1)

WACHT NIET TE LANG…

In onze klimaatzone stemmen de bijenvolken hun broedactiviteit af op de lengte van de dagen. Daarbij streven ze ernaar om de winter in te gaan met een voldoende ontwikkelde populatie. De omvang van het wintervolk hangt dus rechtstreeks af van de eiafzet in de voorafgaande maanden.

De piek van de eierleg van de koningin ligt omstreeks het midden van de maand mei. Als we dat gelijkstellen aan 100 %, dan daalt de eiafzet tot 79% eind juni, 64% in juli, 33% in augustus, 30 % in september en 15% in oktober.

Om een gezond en omvangrijk wintervolk te bekomen, moeten er dus gunstige broedomstandigheden voorhanden zijn op het einde van de zomer.

Laten we even veronderstellen dat we straks de winter willen uitkomen met acht goed bezette ramen in een volk. Enerzijds is dat zeker geen overdreven verwachting. Anderzijds zou een volk tenminste die omvang moeten hebben om straks voor een vroegdracht in aanmerking te komen, of om als een bestuivingeenheid in overdekte teelten te kunnen ingezet worden in het vroege voorjaar.

Een goed bezet Langstroth-raam telt ca. 2.000 bijen Een achtraam-volk telt dus ca 16.000 bijen. Indien de koningin in de late zomer nog steeds 1000 eitjes per dag zou afzetten (wat ze niet doet!), zouden er dus zestien dagen na elkaar nodig zijn voor de eiafzet, gevolgd door 21 dagen ontwikkelingstijd, alvorens die 16.000 bijen er inderdaad ook zouden zijn.

Vermits in oktober de broed-activiteit sterk gereduceerd is, zou het einde van die legperiode zowat rond de laatste week van augustus te situeren zijn. Het begin van die legperiode ligt dan rond de eerste week van augustus.

Als we dat broedproces – waaruit het wintervolk wordt opgebouwd – tijdig willen beschermen tegen de varroamijt, zouden we dat volk tenminste één week voordien moeten behandelen en dan zitten we in de laatste week van juli. Wanneer we langer zouden wachten, dan is het kwaad geschied. Nog even ter herinnering: we zijn uitgegaan van het meest gunstige scenario, namelijk dat de koningin haar productie inderdaad nog steeds op 1.000 eitjes per dag aanhoudt. Bovendien moeten het weer én de drachtomstandigheden het toelaten dat al het broed ook nog tot uitlopen komt. Naarmate één van deze factoren het in mindere of meerdere mate laat afweten, moet de vooropgestelde kalender dienovereenkomstig met enkele dagen tot een week vervroegd worden. Dan komen we terecht in het midden van juli.

f1

 

De varroapopulatie groeit gestaag doorheen het actieve seizoen. Wanneer het bijenbroed naar zijn grootste omvang gaat, ligt het percentage van geïnfecteerd broed Laag tot gematigd hoog. De mijt heeft dan a.h.w. keuze te over om een cel te kiezen waarin ze zich kan reproduceren. Er zullen nog steeds broedcellen zonder onderhuurder blijven.

Naarmate de zomer verstrijkt en de broedaanzet terugloopt, stijgt het percentage van geïnfecteerde larven zeer snel. Het aantal cellen met broed loopt dan terug in verhouding tot het aantal mijten dat op zoek is naar een geschikt onderkomen. Met een grote varroapopulatie zal het overgrote deel van het broed van de nazomer geïnfecteerd worden. De bijen die tijdens het larve- en popstadium door de mijt geparasiteerd werden, hebben een lager proteïnegehalte in het bloed. Zij zullen maar in beperkte  mate bijenmelk kunnen produceren. Dat wreekt zich door een gebrekkige verzorging van het jongste broed. Bovendien is de levensduur van deze bijen sterk ingekort.. Zij gaan vroeger in het veld en blijven ook vroeger achter.

f2

 

Het misvormdevleugelvirus (DWV) en het acute verlammingsvirus (APV) zullen deze verzwakte volken verder decimeren.
Is het dan verwonderlijk dat een bijenkolonie a.h.w. in elkaar schrompelt, gewoon verdwijnt, of afsterft net voor, tijdens of onmiddellijk na de winter?

Imkers die in september of in oktober hun eerste varroabehandeling doorvoeren, zullen ongetwijfeld nog veel dode mijten op de bodemwindels vinden. Deze imkers prijzen zich dan gelukkig nog zoveel parasieten afgevangen te hebben. Dat is een illusie. In feite is het te laat, veel te laat. Het kwaad is immers geschied. De bijen die het wintervolk moeten uitmaken, zijn reeds  zwaar beschadigd. Die kolonies zijn voorbeschikt om te vergaan ondanks de behandeling in september – oktober.

Onlangs nog hoorde ik een gerenommeerde voordrachtgever zijn toehoorders aanmanen: ‘… tochvooral niet te vroeg te behandelen…’. Dat advies is maar te verantwoorden, indien daarmee bedoeld wordt een behandeling door te voeren in de broedvrije periode, einde november, begin december, als aanvulling van de behandeling, vroeger op het jaar.

Het is inderdaad best om de bijenvolken ‘mijtenvrij’ de winter in te sturen. Maar deze late behandeling zal hoe dan ook te laat komen, indien de imker vooraf niet ingegrepen heeft.

De tijd dat de varroa eens per jaar moest aangepakt worden, ligt ver achter ons. Ze moet én vroeg én laat bestreden worden, in feite het hele jaar rond, in welke vorm dan ook. Dat zou een vaste en geen occasionele component van onze bedrijfsmethode moeten worden. Geïntegreerd? Natuurlijk geïntegreerd. Hoe zou het anders kunnen? Het gehele doen en laten van de imker is geïntegreerd in zijn opvattingen omtrent het bijenhouden. Belangrijk is dat hij niet een eenmalige varroabehandeling in zijn bedrijfsmethode integreert , maar dat hij het hele jaar rond actie voert om de parasiet de pas af te snijden: met bedrijfstechnieken, met acceptabele bestrijdingmiddelen, en zo mogelijk met varroatolerante stammen.

Bij dat alles moeten we beseffen dat het een illusie is de varroamijt helemaal uit de bijenstand te kunnen bannen. We kunnen wel beletten dat de mijt een dodelijke bedreiging blijft vormen voor onze volken. Maar dan kunnen we er beter meteen aan beginnen. Ingrijpen dus, voor de mijt de kans krijgt om de winterbijen te beschadigen .

(1) Prof. dr. Zachary Hang doceert Entomologie aan de Michigan State University (USA). Met onze dank voor het reprorecht van zijn foto’s. Zie ook: www.cyberbee.msu.edu

f3