Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 94
Jaar: 2008
Maand:Januari
Auteurs: Drs. Aad de Ruyter

STERFTE VAN HOMMELS EN BIJEN ONDER LINDEBOMEN

Onder bloeiende lindebomen worden in de nazomer, vaak massaal, stervende en dode hommels en bijen aangetroffen. Naar de oorzaken voor dit verschijnsel is tijdens de voorbije jaren in Munster onderzoek gedaan door dr. Werner Ohlen van de Landwirtschaftskammer en door prof. dr. Surholt, Thomas Baal, Bernd Denker en Volkhard Riedel van de Wilhelms Universiteit.

De resultaten van dit onderzoek zijn zeer verrassend en van belang voor iedereen die in drachtverbe­tering is geïnteresseerd. Daarom hier een korte samenvatting van dit werk.

Het verschijnsel van massale sterfte van hommels en bijen onder bloeiende lindebomen is vaak geconstateerd en wordt regelmatig beschreven in de bijen­bladen. De sterfte treedt vooral op bij laat bloeiende lindesoorten en wordt vooral gezien bij solitaire (alleen staande) bomen.

De verklaringen tot nu toe voor dit verschijnsel spreken elkaar ten dele tegen. Onder meer Berner en Pinsdorf gaven als verklaring, dat de sterfte samenvalt met het afsterven van hommelvolken in de nazomer. Omdat zich in deze tijd van het jaar veel hommels bij bloeiende lindebomen bevinden, is het logisch dat daar ook veel hommels terechtkomen die een natuurlijke dood gestorven zijn.

Een deel van de oude, verzwakte hommels zou ook slachtoffer worden van insecteneters. De sterfte zou volgens deze verklaring dus eigenlijk niets te maken hebben met de lindeboom zelf. Een andere verklaring van onder andere Wasner was, dat lindenec­tar een voor hommels en bijen giftige suiker zou bevatten: mannose.

Al in de dertiger jaren is aangetoond dat deze suiker giftig is voor deze insecten. Madel vond bij papierchromatografisch onder­zoek in 1977 aanwijzingen voor de aanwezigheid van deze suiker in lindenectar, maar nooit in hoeveelheden die de sterfte zou kunnen verklaren.

Door zorgvuldige waarnemingen en tellingen bij vier verschillende soorten lindebomen gedurende een aantal jaren hebben de onder­zoekers geprobeerd vast te stellen hoe groot de dagelijkse sterfte is, welke insectensoorten vooral worden getroffen, of er uitwendige beschadigingen zichtbaar zijn aan de insecten en speciaal bij sociale insecten, welke kaste gevonden wordt (werksters, koninginnen of mannetjes) en welke de leeftijd van de gevonden dieren is.

De vier onderzochte lindesoorten waren de zomerlinde, de winterlinde, de krimlinde en de zilverlinde.

Onder alle bloeiende lindebomen werden dode insecten gevonden. De maximale sterfte werd ongeveer in het midden van de bloei bereikt. Bij de vroeg bloeiende zomer- en winterlinde was de sterfte gering, bij de later bloeiende krim- en zilverlinde was de sterfte groter en vooral bij alleen staande bomen massaal (meer dan 50 dode dieren per dag). Er werden vooral hommels gevonden, waarvan dan weer de aardhommels het meest voorkwamen.

Ongeveer 10% van de dode dieren waren honingbijen. Er werden hommelwerksters gevonden, maar ook mannetjes en jonge koninginnen. Voor zover de leeftijd bepaald kon worden, werd vastgesteld dat de meeste insecten tot de middelste leeftijdsklassen behoorden. Er werden dus weinig echt oude dieren gevonden en ook zeer jonge dieren kwamen weinig voor. Het percentage beschadigde dieren verschilde sterk van boom tot boom en van locatie tot locatie.

Vooral koolmezen belaagden verzwakte hommels. Deze waarnemingen maken het onwaarschijnlijk dat het verschijnsel volledig verklaard kan worden door een natuurlijk afster­ven van vooral hommelvolkjes: dan zouden vooral oude werksters en mannetjes gevonden worden en zeker geen jonge koninginnen. Ook het afsterven van de gevonden honingbijen is op deze manier niet te verklaren.

Vervolgens hebben de onderzoekers zich geconcentreerd op de nectar. Van verschillende lindesoorten werden met een micropipet nectar-monsters genomen en gaschroma­tografisch onderzocht. In geen r van de onderzochte monsters kon mannose of een andere giftige suiker worden aangetoond, ook niet in de nectar van bomen waar­onder regelmatig dode insecten werden gevonden.

Evenmin waren er opvallende verschillen tussen de verschillende soorten lindebomen. Ook in dode of stervende hommels kon geen mannose of een andere giftige suiker worden aangetoond.

30 1_1
Prachtige lindeboom      Foto: Francis Joly

Met voerproefjes probeerde men uiteindelijk vast te stellen of lin­denectar giftig is voor aardhom­mels. Een groep van 30 hommels werd uitsluitend met lindenectar gevoerd. Er traden geen vergiftigingsverschijnselen op en de hommels leefden even lang als een groep hommels die met kristalsui­ker werd gevoerd.

Na afloop van de proef werden de hommels geanaly­seerd. In de hommels werd geen mannose gevonden. Wanneer suikerwater met mannose aan hommels werd gevoerd, traden er wel vergiftigingsverschijnselen op en was de mannose ook na beëin­diging van de proef in de hommels aan te tonen.

Bij analyse van dode hommels die onder lindebomen gevonden waren, viel op dat er in de darm en in de haemolymphe (het bloed) zeer weinig suikers werden gevonden. Hommels die nog actief in de lindebomen aan het verzamelen waren, hadden 4 meer suiker in darm en bloed. Dat de op de grond vallende hommels bezig waren te verhongeren, bleek toen men deze hommels met zil­verlindenectar voerde. In alle gevallen herstelden de hommels zich.

De conclusie uit het onderzoek is,dat lindenectar niet giftig is voor hommels of bijen. Ook laat bloeiende linden zijn goede drachtplanten die niet minder nectar leveren dan vroeg bloeiende Linden. Dat er vooral onder laat bloeiende lindebomen insecten sterven is een gevolg van voedsel­concurrentie. Laat in het seizoen bloeien er steeds minder dracht-planten.

Vooral solitaire linden trekken uit de wijde omgeving insecten aan. De spoeling wordt dan erg dun en er wordt meer energie verbruikt bij het rondvlie­gen dan er in de vorm van nectar verzameld kan worden. De insecten verhongeren en worden ook nog eens door vogels en wespen belaagd. In een drachtarme periode kan hetzelfde verschijnsel ook bij kleine drachtveldjes met andere bloemen dan linde optreden.

De eindconclusie is, dat wanneer dode insecten onder bloeiende lindebomen worden aangetroffen, dit niet wordt opgelost door de bomen te kappen, maar juist door de dracht te verbeteren. Het aan­planten van meer linden vermin­dert de sterfte!

Drachtverbetering

Om drachtverbetering onder de aandacht te brengen heeft de ANI ter gelegenheid van haar zestigjarig bestaan aan verschillende gemeenten een lindeboom aangeboden. Ook de Ambrosiushoeve heeft een vijftal lindebomen cadeau gekregen.

Literatuur

W. Ohlen et al.: Insektensterben unter bluehenden Linden.

Natur und Landschaft 69 (1994) Nr 3, S. 95-100

Th. Baal et al.: Die Ursachen des Massensterbens von Hummeln unter spaet bluehenden Linden.

Natur und Landschaft 69 (1994) Nr 9, S. 412-418‑