Bron: Maandblad van de
Vlaamse Imkersbond

Jaargang: 92
Jaar: 2007
Maand: Januari
Auteurs: Andony Melathopoulos

HONING, DUURZAME EN ETHISCHE ZOETER

De auteur breekt in deze bijdrage een lans voor een hoger verbruik van de inlandse honing. Hij is medewerker aan het vakblad Hivelights, het orgaan van de ‘Canadian Honey Council’, de organisatie die achter de Canadese imkers staat.

Andony Melathopoulos haalt zijn argumenten bij een Zweeds onderzoek (2) dat overduidelijk heeft aange­toond dat honing te verkiezen is boven alle andere zoetmakers.

Honing is namelijk de meest milieuvriendelijke en ethisch verantwoorde zoetstof. De argumenten waarmee Andony het verbruik van de inlandse honing promoot bij zijn Canadese landgenoten, kunnen net zo goed aangehaald worden ter verdediging van onze eigen honing.

Met instemming van de auteur en die van Heather Clay, de editor van Hivelights, doen we dat dan ook in de hiernavolgende bewerkte vertaling.

Alois Schotanus.

De Zweedse wetenschappers Annika Carlsson-Kanyama (2) en haar collega’s, toonden aan dat de plaatselijk gewonnen honing het milieu veel minder belastte, dan welke andere zoetstof dan ook (zie figuur.).

Om de impact te vergelijken van de verschillende zoetmakers, gebruikten de wetenschappers de methode van de ‘Levenslange cyclus Analyse’.

Deze methode traceert de energiekost voor de aanmaak van zoetstof vanaf het moment dat ze wordt uitgezaaid of geplant, tot op het ogenblik dat ze belandt in de mond van de consument. Hun berekeningen omvatten de energiewaarde van alle behandelingen gaande van het groeiproces, de oogst, over het drogen, het bewerken, het opslaan, het transport tot de distributie in de kleinhandel.

Hun analyse bracht aan het licht dat de energie die nodig is om bijv. chocolade te maken, gelijk is aan de energie die opgebruikt wordt om benzine te produceren (zie figuur). Suiker en jam zijn haast al even energieverslindend. Zoetjes zijn a.h.w. de zware 4 x 4 – slokoppen in de voedingswereld.

Zoals die benzinezuipende Amerikaanse mastodonten, vormen de gezoete voedingswaren een groot deel van ons dagelijks energieverbruik. De onderzoekers ontdekten dat zoeters, snoepjes, snacks en frisdranken tot één derde van de totale energie-input in een doorsnee Zweeds dieet uitmaken.

Dat is geen onbelangrijke hoeveelheid, wanneer men zich realiseert dat we meer energie verbruiken om onszelf te voeden, dan om onze wagens aan het rijden te houden.

Plaatselijk gewonnen honing nochtans, bleek de uitzondering op de regel te vormen. Er was veel minder energie nodig om een pond plaatselijke honing te produceren en tot bij de verbruiker te brengen, dan voor om het even welke andere zoetmaker.

Nu is het niet zo moeilijk om te begrijpen waarom de productie van andere zoetstoffen zoveel meer energie vergt, dan de productie van honing.

Suikerriet, maïs en bieten behoren tot de meest energiegulzige landbouw­gewassen op onze planeet. Ze vereisen veel meer meststoffen, bestrijdingsmiddelen en energie­ verslindende irrigatie- en oogstsy­stemen dan om het even welk ander veldgewas.

De teelt van deze gewassen vereist niet alleen een massa energie, maar ze putten de bodem ook intensief uit. De productie van maïs in de USA bijv., erodeert de bodem achttien keer sneller dan hij kan hersteld worden en hij vereist meer pesticiden en herbiciden dan om het welke andere Amerikaanse teelt.

Suikerrietteelt heeft een vergelijkbare impact.

De Australische suikerriettelers bijv. verbruiken 40 0/0 van het totaal beschikbaar irrigatiewater in Queensland (4). Door de afwatering van de intensief bemeste velden komen er jaarlijks 7.000 ton nitraat en 11.000 ton fosfor in het fragiele ecosysteem van het Great Barrier Reef (5) terecht.

Imkers daarentegen, laten prak­tisch geen sporen na op de ecosy­stemen in de tandbouw. Honing is ofwel een bijproduct van cultuur­gewassen – zoals koolzaad, bijv. -of is afkomstig van onbehandelde wilde bloemen – zoals de heide – struiken en bomen.

In mijn geboorteland Canada – zegt Andony – zijn de belangrijkste florale drachtbronnen koolzaad en klaver; deze planten fixeren de stikstof in de bodem en verminderen onze afhankeLijkheid van met fossiele brandstoffen geproduceerde meststoffen.

Onze enige belangrijke input is de suiker voor het wintervoedsel voor onze bijenvolken.

Deze inbreng wordt echter ruimschoots overtroffen door de geproduceerde hoeveel­heid honing; in Canada’s prairies produceren we tot vijf keer de catorieen aan honing (70 kg honing/bijenvolk a 3.000 calorieen /kg honing = 210.000 calorieen per kolonie) vergeleken bij de calorieen aan suiker, nodig voor de overwintering (10 kg suiker/kolonie a 4.000 calorieen/kg suiker = 40.000 catorieen suiker per kolonie). In sommige streken van Canada is het verschil nog groter.

Honing laat ook alle andere zoet­makers ver achter zich wanneer de energie ter sprake komt die nodig is voor de raffinageprocessen.

Honing heeft gewoon geen raffinagefase. We slingeren de honing uit de raten, zeven hem en potten hem in.

Dat is alles. De honingextractie benut slechts een minimale hoeveelheid energie, vergeleken bij de energie, nodig voor het stoomvermalen van de mays en de daaropvolgende extractie van de suikerstroop.

Stoomvermalen is ontegenspreke­lijk de meest energie-intensieve stap in de voedselbereiding waar ook ter wereld. Dit proces beneemt 15 % van de totale energiebesteding in de totale voedselbereidingsindustrie in de USA.

Honing verbruikt niet alleen veel minder energie voor de productie en de verwerking dan de geraffineerde zoetmakers, maar honing legt ook de kleinste afstand af om tot bij de consument te geraken, althans in Europa en Canada.

Vervoer is een belangrijk belastende factor, want de energiekost voor het transport van voedsel kan de energiekosten voor de productie ervan evenaren en zelfs overtreffen.

Deze transportkosten zijn de belangrijkste reden waarom de ingevoerde honing vijf keer meer energie heeft verbruikt dan de plaatselijk geproduceerde honing (zie figuur).

Honing is niet alleen de meest duurzame, maar hij is eveneens de meest ethisch verantwoorde zoeter.

Wanneer ik bijv. kandijsuiker koop, koop ik niet alleen een ingevoerd product, maar ook een zoeter die onder de meest verschrikkelijke arbeidsomstandigheden moest voorgebracht worden.

Corruptie en sociale ongelijkheid behoren tot de way-of-life in de suikerrietindustrie.

De exploitatie van de suikerrietwerkers is zeer erg in de meeste ontwikkelingslanden. Maar het is een even grote plaag onder de iltegale immigranten die de suikerrietvelden bewerken in Florida en Louisiana in de USA.

De allerslechtste arbeidsvoorwaarden vindt men bij Haïtiaanse vluchtelingen in de suikerrietvelden van buurland de Dominicaanse Republiek, waar nog dezelfde toestanden heersen als in de tijden van de reguliere slavernij.

De Internationale Vakbondsorganisatie van de UNO rapporteert dat kinderarbeid erg verspreid is in de suikerriet­plantages in Brazilië, Midden­Amerika, Afrika en de Filipijnen.

Suikerrietteelt in de ontwikkelingslanden geschiedt haast uitsluitend manueel, is uitputtend en onveilig.

De arbeidskrachten moeten oogsten in volle zon, met scherpe machetes en ander snijdend alaam wat leidt tot talloze verminkingen aan handen, armen en benen.

Om het allemaal nog erger te maken, worden de kleine boeren vaak van hun land verdreven door de grootgrondbezitters en als onderbetaalde werknemers terug in dienst genomen.

Daardoor verpaupert de bevolking nog meer en de lokale economie ligt aldra op apegapen.

Wanneer we daarentegen onze inlandse Canadese honing kopen, (aldus de Canadese auteur) ondersteunen we een imker die een eigen onderneming heeft en onderworpen is aan tal van wettelijke voorschriften inzake de veiligheid en de gezondheid.

Wanneer we de inlandse honing kopen, ondersteunen we de Canadese landelijke gemeenschap­pen en remmen we de grote leegloop af van vooral de jongere generaties die hun geluk willen beproeven in de grote steden.

Voor de sociaal geëngageerde en milieubewuste consument lijkt het zo voor de hand liggend om de lokaal geproduceerde honing te kopen. Waarom verkiezen deze verbruikers dan toch voedsel dat gezoet werd met zgn. ‘organische suikerstroop’ i.p.v. met honing?

Deze goedgelovige consumenten worden in de luren gelegd door sluwe marketeers die bijv. chocoladepasta verkopen met op de verpakking de afbeelding van een bedreigde gorillasoort en de slogan: ‘Indien je deze met organisch rietsuiker gezoete chocopasta koopt, red je het regenwoud van de ondergang.’

Milieubewuste verbruikers die bovendien bezorgd zijn over de sociale rechtvaardigheid zouden eens naar ons (n.v.d.v.: bedoeld worden de Canadese imkers) moeten luisteren. Ze zouden moeten beseffen dat plaatselijk gewonnen honing, – als organisch of biologisch geëtiketteerde of niet – de beste duurzame keuze is die ze kunnen maken.

Eens onze boodschap gelanceerd, moeten we blijven opkomen voor deze zaak. Alhoewel we nu reeds verhoudingsgewijze weinig energie verbruiken om onze honingoogst te realiseren, mogen we niet op onze lauweren gaan rusten.

De energieverslindende agro-industrie reduceert voortdurend onze niet vernieuwbare natuurlijke bronnen, ze polueert de atmosfeer en draagt in grote mate bij tot het broeikaseffect op aarde.

Elk van ons (n.v.d.v.: Andony bedoelt de Canadese imkers) zou moeten nadenken over de manier waarop we van onze imkerijen een meer duurzame onderneming kunnen maken. Zo zouden we kunnen nagaan op welke manier we nog minder suiker kunnen aanwenden voor de inwintering. Samen kunnen we ervoor zorgen dat de imkerij zijn duurzaam imago behoudt.

Referenties:

(1) Honey is the Sustainable and Ethica( Sweetner – Andony Melathopoulos in Hivelights – 2/2006. Zie ook: Honey as Canada’s Sustainable and Ethical Sweetner, A. Melathopoulos in American Bee Journal – 8/2006.

(2) Carlsson-Kanyama, A. e.a.: Food and Life Cycle Energy Input: consequences of diet and ways to increase efficiency.- Ecological Economics (44) 2003.

(3) De energievergelijking is ontleend aan: Manuela, C.: Physics of High Energy Densities – Academic Press – Amsterdam, 1961.

(4) Queensland: Provincie in het noord­oosten van Australië.

(5) Great Berrier Reef: Een stelsel van rif­fen voor de kust van Queensland, waar een zeer grote verscheidenheid aan levensvormen voorkomt.