Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 96

Jaar: 2010

Maand: maart

Auteurs: W. Reybroeck1, S. ooghe1, B. Rotthier2 en F. J. Jacobs3

1: ILVO, 2: Informatiecentrum voor de Bijenteelt, 3: Universiteit Gent

HONINGANALYSE 2008 DEEL 2

Specifieke rotatie

In 2007 werd gestart met de bepaling van de specifieke optische rotatie. Alle in 2008 bekomen waarden liggen in het negatief gebied: gemiddelde waarde -11,2; laagste waarde -16,5 en hoogste waarde -1,0. Gekoppeld aan de resultaten inzake geleidbaarheid wijst dit in 130 van de 135 honingstalen op bloemenhoning en in 5 stalen op kastanjehoning. In staal 122 (staal met hoogste waarde voor conductiviteit) is er duidelijk indicatie dat de honing ook deels bladhoning (honingdauwhoning) bevat (figuur 1). Voor de interpretatie omtrent welke honing in welk kwadrant verwacht wordt, wordt verwezen naar figuur 2.

 

Residubepalingen

Infectiewerende stoffen

Steekproefsgewijs werden telkens twintig honingstalen gescreend op de aanwezigheid van chlooramphenicol, (dihydro)streptomycine, macroliden & lincosamiden, fluoroquinolones en tetracyclines en dertig honingstalen op sulfonamiden. Alle resultaten waren negatief, geen enkel residu werd aangetoond. De uitstekende resultaten van de vorige jaren werden ook in 2008 behaald.

Varroabestrijdingsmiddelen en pesticiden

Residuonderzoek van varroabestrijdingsmiddelen en pesticiden is niet opgenomen in het honingkwaliteitsprogramma. In 2008 werden twee stalen binnengebracht inzake een specifiek residuonderzoek. Vooreerst was er een imker die noodgedwongen (misvormde bijen) tijdens de lentedracht zijn bijen had behandeld met Thymovar. De geslingerde honing rook en smaakte naar tijm (thymol). Een LC analyse werd uitgevoerd in Duitsland (Applica) en in het staal werd 500 µg/kg thymol vastgesteld.

Thymol is ingedeeld in bijlage II van de Verordening 2377/90 (producten waarvoor er geen MRL dient te worden vastgesteld) en is een toegelaten smaakstof. Volgens het EMEA dossier (1996) zou in voeding 50 mg/kg en in drank 10 mg/kg mogen aanwezig zijn.

Toxicologisch is het thymolgehalte onder de norm en mag de honing geconsumeerd worden. Of de honing verkoopbaar is, is een andere vraag. De smaak (vooral nasmaak) is vrij persistent. Als advies werd gesuggereerd de honing in de keuken (thee, marinades, …) te gebruiken en niet direct als tafelhoning. Mogelijks vermindert de tijmsmaak met de tijd.

Een andere imker maakte zich zorgen over mogelijke pesticiden in zijn koolzaadhoning daar de teler (meermaals) zijn koolzaadvelden tijdens de bloei en de dracht had behandeld met Talstar (actieve stof bifenthrine). Een fysisch-chemische analyse werd aangevraagd bij Applica en het pyrethroïde insecticide werd niet in de koolzaadhoning aangetroffen (detectielimiet 10 µg/ kg of 10 ppb).

Controle op  monsterauthenticiteit

De zwakste schakel in geheel dit kwaliteitsonderzoek vormt de monstername door de producent (imker) zelf. Er bestaat geen enkele zekerheid dat het staal representatief is voor het betreffende lot. Staalname door een onafhankelijk en geaccrediteerd organisme is evenwel niet betaalbaar.

De laatste jaren moet bij de inschrijving door de imker een verklaring worden ondertekend waarin de imker bevestigt dat het binnengebracht staal representatief is voor de partij en waarbij hij zich akkoord verklaart met een mogelijke controle. In 2008 werd een dergelijk supplementair onderzoek effectief uitgevoerd.

De ad randombepaling van de stalen/imkers gebeurde met de computer op het ILVO op basis van de getallenreeks 1 tot 130 (130 stalen op dat moment reeds binnengebracht) en de functie ‘randbetween’ in Excel. Nadien werden de ad random gekozen cijfers doorgegeven aan het Informatiecentrum voor Bijenteelt voor de identificatie van de imker (naam en adres). Een personeelslid van het T&V-ILVO bezocht in september-oktober de imker ten huize en kocht telkens een honingpot van hetzelfde lot. De analyseresultaten van de aangekochte honing werden vergeleken met deze van de door de imker binnengebrachte honing. De resultaten van het vergelijkend onderzoek zijn vervat in tabel 3.

Uit het onderzoek blijkt dat er in 9 van de 10 gevallen een goede overeenkomst bestaat tussen beide analyseresultaten en bijgevolg mag men besluiten dat beide stalen tot eenzelfde lot behoren. Merk wel op dat er relatief grote verschillen bekomen worden tussen beide vochtbepalingen; verschillen die groter zijn dan de standaardafwijking tussen 2 in duplo vochtbepalingen. Opvallend ligt voor 8 van de 10 stalen het vochtgehalte van het controlestaal lager dan het oorspronkelijk staal. De oorzaak ervan is moeilijk te duiden. Dat de honing vocht zou verliezen tijdens de bewaring lijkt weinig waarschijnlijk. Mogelijks wordt de honing in de rijper juist voor het afvullen niet meer geroerd en gehomogeniseerd zodat de laatst afgevulde honing een iets hoger vochtgehalte zou kunnen bevatten.

Voor een dergelijk onderzoek zijn parameters als elektrische geleidbaarheid en specifieke rotatie betere parameters. Voor staal HC8 wijken de resultaten voor alle parameters iets meer af van de resultaten bekomen voor staal 2008/89. Deze verschillen vallen mogelijks te verklaren doordat bijvoorbeeld de oogst verdeeld is over meerdere honingrijpers en dat aan alle rijpers eenzelfde lotnummer werd toegekend omdat het honing betreft die op dezelfde dag werd geoogst. De producent van stalen HC6 en 2008/66 maakte bij de aankoop bijvoorbeeld de opmerking dat het honing betrof geoogst op 9 juli 2008 van drie verschillende bijenstanden met telkens een verschillend drachtgebied. De honing was tevens geënt met 2% koolzaadhoning.

Op deze stalen werden ook aanvullende antibioticatesten uitgevoerd, namelijk 5 stalen per antibioticagroep. Alle bijkomende antibioticatesten waren negatief (afwezigheid van antibioticaresiduen). Voor staal HC9 werd initieel een positief screeningsresultaat bekomen voor sulfonamiden (Charm II Sulphonamides Honey na hydrolyse en opzuivering). In een verdere LC- MS/MS analyse werden echter in dit staal geen sulfonamiden aangetoond op het niveau van 2 µg/kg.

Conclusies

Opnieuw mag de kwaliteit van de door Vlaamse imkers geproduceerde honing als uitstekend beschouwd worden. Op een totaal van 135 onderzochte stalen was er in 2008 geen enkel staal dat niet voldeed aan de Belgische en de Europese wetgeving inzake honingkwaliteit en –samenstelling. 20 % van de stalen was evenwel niet voorzien van een wettig etiket.

Op het vlak van antibiotica- en sulfonamidenresiduen zijn er bij de controle die steekproefsgewijs werd uitgevoerd geen residuen aangetoond. Ook de extra aangekochte stalen waren vrij van antibioticaresiduen. Blijkbaar heeft de actie van 2003 rond een correcte en antibioticavrije behandeling van bijenziekten een blijvend positief effect teweeggebracht.

Bij de organoleptische keuring zijn het opnieuw de vaste pijnpunten die tot uiting komen: een te laag nettogewicht, grove kristallisatie, ijsbloemvorming en onzuiverheden in de honing.

Referenties

Anonymous, 1979. Koninklijk Besluit van 28 december 1979 betreffende het voorverpakken naar gewicht of naar volume van bepaalde produkten in voorverpakkingen. Belgisch Staatsblad.

Anonymous, 1990. VERORDENING (EEG) Nr. 2377/90 VAN DE RAAD van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong. Publicatieblad van de Europese Gemeenschap L224, 18.08.1990: 1-8 (1990) en wijzigingen.

Anonymous, 1996. EMEA Thymol – Summary Report No. EMEA/MRL/075/96-Final.

Anonymous, 2002. Council Directive 2001/110/EC of 20 December 2001 relating to honey. Official Journal of the European Communities L10 (12/01/2002), 47-52.

Anonymous, 2003. Commission Decision 2003/181/EC of 13 March 2003 amending Decision 2002/657/EC as regards the setting of minimum required performance limits (MRPLs) for certain residues in food of animal origin. Official Journal of the European Union L71 (15/03/2003), 17-18.

Anonymous, 2004. Koninklijk Besluit betreffende honing van 19 maart 2004. Belgisch Staatsblad 174, Vrijdag 19 maart 2004 Vijfde Editie, 16015-16019.

Bogdanov S., 2002. Harmonised methods of the International Honey Commission, 1-62.

Dobercek U., Golob T., Tertoncelj J., Jamnik M., 2006. Specific rotation as a parameter for nectar and honeydew honey discrimination. Poster en proceedings of the Second European Conference of Apidology EurBee 2006, Prague, Czech Republic, 10- 14 September 2006. Edited by Vesely V., Vorechovska M. and Tit_ra D. ISBN 80- 903442-5-9. p. 129-130.

Reybroeck W., Dierick K., Degroodt J., Herman L., 2001. Residuen van antibiotica en sulfonamiden in honing. Dossier Wetenschappelijk Comité van het FAVV, www.FAVV.be, 1-14.

Reybroeck W. Belang van het Voedselagentschap en de honingkwaliteit. Proceedings 16de Vlaams Imkerscongres, 11 september 2004, Gent, p. 1-4.

Reybroeck W., 2008. Eindredactie themanummer ‘HONING’. Uitgave van de Vlaamse Imkersbond, Augustus 2008, 1-40.

Nota van de redactie

Deel 1 van deze bijdrage vindt u in ons januari-februarinummer.