NATUURLIJKE VIJANDEN

1. BIJENLUIS

De bijenluis (Braula coeca) behoort tot de familie van de ‘luisvliegen’, die niet kunnen vliegen, heeft de grootte van een speldenknop (1,5 mm x 0,9 mm) en is roodbruin van kleur. De luis heeft sterke poten met zuignapjes waarmee ze zich vasthecht op het lichaam van de bij. De luis leeft voornamelijk op de moer, ook op werksters, zelden op darren. Door met de poten te kloppen zet ze de bij aan om voedsel naar buiten te laten komen, wat ze dan ook gretig opslurpt van de monddelen van de bij.
Ze overwintert in een bijenvolk en ze paart op de thorax van de bij. Ze legt haar eitjes op de deksels van de honingcellen, de larven knagen zich door de deksels waardoor de honing in de geopende cellen gaat gisten. Grote schade brengt de bijenluis niet, de grootste hinder ondervindt de moer, die daardoor minder gaat leggen. Een bijenluis kan men van de moer verwijderen met een lucifer in honing gedoopt.

2. MIEREN

Mieren brengen geen echte schade aan. Ze zitten wel eens tussen dak en dekplank om wat suikers te snoepen. Door wat tabak te strooien op de dekplank gaan ze vanzelf weg. In gebieden die rijk zijn aan mieren, is het wenselijk de poten van de bijenstand in blikken met olie of water te plaatsen. Goudsbloemen aanplanten rond de bijenkasten is een goede preventie.

3 MUIZEN

Als muizen de kast kunnen binnendringen, kunnen ze veel schade berokkenen. Ze knagen de raten kapot, tasten de voedselvoorraad aan en verontrusten het volk, vooral tijdens de winterzit. Spitsmuizen lusten zelfs bijen en moeten absoluut uit de kast geweerd worden. Een goede bijenkast met een vlieggat van 7 mm voorkomt dat de muizen de kast kunnen binnendringen.

4. SPINNEN

Wanneer bijen in spinnenwebben geraken, is hun doodvonnis getekend. Spinnenwebben in de bijenhal geregeld opruimen.

5. VOGELS

Mezen zijn in de winter- en nestperiode soms lastig aan het vlieggat. Ze kloppen met hun snavel op de voorkant van de kast en op de vliegplank. Hierdoor ontstaat onrust in het volk en de wintertros wordt gestoord. Sommige bijen verlaten de tros en gaan kijken wie de rustverstoorder is. Ofwel vergaan ze van de kou, ofwel worden ze opgegeten door de mezen.
Mezen kun je weglokken door vetbolletjes te hangen op enige afstand van de bijenhal. Spechten kunnen een gat in de kast hakken en met hun tong halen ze de bijen tussen de raten uit. Ze komen vooral voor in bosrijke gebieden. Men kan spechten afweren door de bijenhal af te sluiten met kippengaas.

6. WASMOTTEN

Er zijn twee soorten wasmotten, de grote wasmot (Galleria mellonella) die bij ons het meest voorkomt en de kleine wasmot (Archroea grisella).
Motten vliegen vooral ‘s nachts en trachten de bijenkast binnen te dringen. Gedurende het broedseizoen van de bijen legt de wasmot eitjes op de raten en het wasmul op de bodem van de plank. De larven die uit de eitjes komen vreten gangen in de raten die ze met een taai spinsel bekleden om zich te beschermen tegen de steken van de bijen. De larven hebben behoefte aan eiwitten, die ze vinden in stuifmeel, ontlasting van bijenlarven en pophuidjes. In honingraten en verse kunstraten komen ze dan ook niet voor. De volgroeide larven zoeken een goede schuilplaats om te verpoppen. De ontwikkeling van wasmotten is geheel afhankelijk van de temperatuur (circa drie generaties per jaar).

Bestrijding
• Gebruik alleen kasten van goede constructie, geen spleten en open ruimten.
• Vermijd dekkleedjes en andere textielproducten.
• Houd sterke volken en vernieuw het ratenbestand geregeld.
• Laat geen oude raat slingeren. Berg de raten op volgens de schoorsteenmethode: de raten worden in gestapelde bakken gehangen die aan de onder- en bovenzijde afgesloten zijn door gaas, zodat de lucht door de ramen kan trekken.
• Men kan ook de ramen ophangen in de vrije lucht, de wasmotten laten die met rust, ze zoeken de duisternis op om hun eieren te leggen.
• Chemicaliën tegen de wasmot: zwavel of ijsazijn (zie 11.5.2. Het bewaren van wasraat).

7. WESPEN

Wespen zijn geen bedreiging voor de bijen, maar ze kunnen in het najaar tijdens de voederperiode lastig zijn doordat ze de kast willen binnendringen op zoek naar voedsel.
Wanneer het echt vervelend wordt, kun je wespen vangen door in de nabijheid van de bijenkasten flessen te plaatsen met wat suikerwater of bier erin. De wespen zullen er een zoete verdrinkingsdood in sterven.

8. DE KLEINE KASTKEVER

De kleine bijenkastkever, Aethina tumida, is afkomstig uit Zuid-Afrika, waar hij min of meer in symbiose leeft met de honingbijen. Hij is 5 tot 7 mm groot en bruinzwart van kleur. De kevers leggen hun eieren in kieren en reten van de kasten en in lege raatcellen. Na 2 tot 3 dagen komen uit de eitjes larven te voorschijn. De larven lijken op die van de kleine wasmot. Ze vreten pollen, honing en was en kunnen in korte tijd de raten in de kast ruïneren. Bij een sterke aantasting verlaten de bijen de kast en dan krijgt de kever helemaal de kans om zijn verwoestend werk te doen. Na 8 tot 9 dagen verlaten de larven de kast om zich in de onmiddellijke nabijheid in de grond te verpoppen. Nog eens 3 tot 4 weken later, komen de volwassen kevers uit de aarde te voorschijn en ze vliegen kilometers ver (13-16 km), op zoek naar bijenkasten.
Momenteel werden de kevers in de USA, Egypte, Canada en Australië gevonden. In Europa zijn er strenge importregels, maar of dat voldoende zal zijn, valt af te wachten.

Bestrijding
De kleine bijenkastkever wordt in de USA bestreden met chemische producten. Dergelijke manier van handelen kan schade berokkenen aan het milieu en het gevaar is niet denkbeeldig dat deze stoffen bij een te hoge dosering in de bijenproducten terechtkomen. Verder onderzoek is nog noodzakelijk.

Van links naar rechts: eitjes, larven, kevers.

Uittreksel uit “Bijenhouden in de 21ste eeuw” door Dirk Desmadryl