VAN PASGEBOREN TOT BEVRUCHTE KONINGIN

1. BEVRUCHTINGSKASTJES OPZETTEN

Onbevruchte koninginnen toedienen aan een productievolk loopt meestal fataal af. Daarom brengen we de pasgeboren moeren in bevruchtings- of paringskastjes tot ze aan de leg zijn.
Voorwaarden waaraan paringskastjes moeten voldoen:
• ze moeten degelijk gemaakt zijn, het volkje voldoende beschermen tegen koude en regen
• bij de kleine kastjes moet het vlieggat met een moerrooster afgeschermd kunnen worden
• er moet steeds voldoende ruimte zijn om het nodige voedsel in onder te brengen

In de handel zijn verschillende types van paringskastjes beschikbaar, zoals:

Eenraamskastje (ERK-kastje)

Klein houten bevruchtingskastje met glazen zijwanden. Een combinatie van 2 of 4 dergelijke kastjes wordt gegroepeerd in een grotere kast.

6_eenraamskastjeVoordelen:
– Daar het kastje slechts 1 raatje bevat, is het broed met de koningin steeds gemakkelijk te observeren doorheen de glazen wanden.
– Er zijn slechts weinig bijen nodig om deze kastjes te bevolken.
Nadelen:
– De slaagkans op bevruchting zou iets lager liggen dan bij grotere bevruchtingskastjes.
– Eenmaal de koningin aan de leg kan het volkje niet lang in het kastje gehouden worden.

Kirchainerkastje

Gemaakt van piepschuim met een hoge densiteit, zodat het bijzonder goed weerstaat aan slijtage. Vier raampjes. Het vlieggat zit onderaan en bewerkstelligt een goede warmtehuishouding en voorkomt roven. Nieuwe modellen hebben nu ook een vlieggat vooraan het kastje.

7_kirchainerkastjeVoordelen:
– Bijzondere goede warmtehuishouding.
– Eenvoudig in het gebruik.
– De moer kan nog een ruime tijd in het kastje blijven.
Nadelen:
– Meer bijen nodig dan in andere kastjes.
– Het is eventjes wennen om de standen van het vlieggat onderaan juist te kunnen zetten.

Apidea-kastje

Kunststofkastje vervaardigd uit piepschuim. Het bevat een voederbakje, schuifjes, roostertjes en drie plastieken raampjes.

8_apideakastjeVoordelen:
– Met weinig bijen te vullen.
– Goede warmtehuishouding.
Nadelen:
– Nogal veel onderdelen.
– Roostertje voor vlieggat gaat gemakkelijk verloren.

Bevruchtingskastjes vullen

Voeding
De kleine kastjes moeten voorzien zijn van 400 tot 500 gram voederdeeg: 4 delen poedersui-ker + 1 deel honing. In de handel is ook Fondabee (karton van 15 kg) of Apifonda (karton met 5 zakjes van 2,5 kg) te verkrijgen.

Bijen
Uit de productievolken halen we een aantal ramen met open broed (zonder koningin) en kloppen de bijen af in een emmer. De ramen mogen uit meerdere productievolken komen en we hebben ongeveer 1 raam nodig per te bevolken bevruchtingskastje.
We laten de emmer een tijd staan, opdat de vliegbijen de gelegenheid zouden hebben af te vliegen. De jonge bijen blijven in de emmer en klimmen naar boven, met een stoot doen we ze terug in de emmer tuimelen, we kunnen ze nog even met water bespuiten.
Met een pollepel of een kopje kunnen we dan de kastjes vullen. Voor een eenraamskastje volstaat 1/5 liter. Voor meerraamskastjes gebruiken wij minstens een volle pollepel = ¼ liter.

Koningin
De onbevruchte moer (al dan niet gemerkt) wordt in een kooitje met een prop deeg met wat honing in het bevruchtingskastje gehangen. Er kan ook een rijpe koninginnendop ingevoerd worden, de bijen aanvaarden deze altijd.

Sommige imkers laten de koninginnen in het bevruchtingskastje lopen zonder invoerkooitje. Pasgeboren koninginnen produceren nog geen koninginnenstof in hun mandibulaire klieren, dat gebeurt pas na drie dagen. Ze is dan nauwelijks herkenbaar door het volk, en ze zullen haar dan ook niet afstoten. Trouwens de jonge bijen in een bevruchtingskastje aanvaarden maar al te graag een nieuwe koningin.

Wachttijd: 3 dagen
Het kernvolkje moet tot rust komen en de jonge onbevruchte moer aanvaarden. Daarom plaatsen we het kastje donker en fris (b.v.: kelder). Het kastje is gesloten en krijgt verluchting langs gleuven in het dekplankje of langs een roostertje.
Na drie dagen plaatsen we het volkje bij valavond buiten en openen we het vlieggat. Paringskastjes plaatsen we niet in de bijenhal dicht bij de productievolken, maar verspreid in de tuin. In het begin vliegt het kastje weinig. Niet onmiddellijk openen en nakijken!

Controle
Als de koningin een week oud is, gaat ze op bruidsvlucht. We laten alles met rust.
Na 10 à 14 dagen kan het kastje gecontroleerd worden. De eerste raatjes zijn uitgebouwd en bevatten voedsel en stuifmeel en soms is de koningin reeds aan de leg. Eenmaal de koningin aan de leg is, kan het kastje te klein worden en komt het tot zwermen. Om dat te voorkomen plaatsen we een moerroostertje voor de vliegopening.
Koningin invoeren in een volwaardig bijenvolk
Wanneer het paringsvolkje over gesloten broed beschikt en het broed mooi aaneengesloten is, kunnen we de koningin in een volwaardig volk invoeren. Ook dat is zomaar niet vanzelfsprekend. De ervaring leert dat het percentage mislukkingen bij het invoeren vrij groot is.
Daarom gaan we verder in deze handleiding hierop dieper ingaan.

2. DRIERAMER OPZETTEN

Een onbevruchte moer kunnen we ook in een drieramer invoeren. Deze methode is uiteraard ook geschikt om een bevruchte moer in te voeren.

1. Moer invoeren in een broedloze aflegger (drieramer)
Stap A:
• In drieramer met:
○ 1 raam met voedsel,
○ 1 wasraam (in het midden),
○ 1 raam met stuifmeel,
• uit meerdere volkeren jonge bijen (uit honingzolder) in een emmer afkloppen,
• 4 honingbokalen bijen in drieramer gieten,
• nieuwe moer in invoerkooitje tussen de ramen hangen,
• 3 dagen koel en donker opsluiten geen broed.

9_tekening geen broed_n

Stap B: na 3 dagen
• Drieramer opstellen ‘s avonds.
• Vlieggat klein houden.

Stap C: 10 à 14 dagen na het invoeren van de moer
• Controle.
• De moer moet al volop aan de leg zijn.
• Eventueel bijvoederen.

2. Moer invoeren in een broedaflegger (drieramer)
Stap A: 10 dagen voordat men de nieuwe moer invoert
• Uit een productievolk 3 ramen overhangen in een drieraamskastje met bijen (zonder koningin)
o 1 raam open broed (in het midden),
o 1 raam met gesloten broed open broed,
o 1 raam met voedsel,
• nog een paar ramen jonge bijen afkloppen in drieramer,
• kastje sluiten en 3 dagen koel zetten.

10_tekening open broed_n

Stap B: na 3 dagen
• Drieramer opstellen.
• Controle: er moeten redcellen aanwezig zijn.

Stap C: 10 dagen na stap A
• Alle redcellen breken: kernvolkjes zijn dan hopeloos moerloos.
• Moer invoeren via invoerkooitje.
Stap D: 10 tot 14 dagen na het invoeren van de moer
• Controle of de moer aan de leg is.
• Eventueel bijvoederen.

3. HET BEVRUCHTINGSSTATION

Een bevruchtingsstation voor reinteelt is een geïsoleerde standplaats waar geselecteerde volken staan met een voldoende aantal raszuivere darren van degelijke kwaliteit. Tijdens het bevruchtingsseizoen kan men er bevruchtingskastjes plaatsen met jonge koninginnen om ze op natuurlijke wijze te laten bevruchten. De nakomelingen van de koninginnen zullen bijgevolg ook raszuiver zijn en van goed genetisch materiaal.

11_carnica station

Aangezien een dar 7 km ver kan vliegen en een koningin 5 km, moet in principe een bevruchtingsstation in een straal van 12 km raszuiver zijn. In de praktijk is een radius van 10 km aanbevolen. In ons land is het door de grote bijendichtheid heel moeilijk om raszuivere paringsstations te vinden, maar dat wil niet zeggen dat ze niet van belang zijn. In Nederland zijn er enkele bekende paringsstations zoals het Carnicateeltstation Kreverhille, in Zeeuws-Vlaanderen en het station op het waddeneiland Schiermonnikoog.

4. KUNSTMATIGE INSEMINATIE

Om raszuivere koninginnen te bekomen kan men ze ook kunstmatig insemineren. De koningin is geschikt voor kunstmatige inseminatie wanneer ze 7 dagen oud is of iets meer. Tot dan wordt ze in een bevruchtingskastje ondergebracht, afgesloten met een moerrooster. Voor de bevruchting wordt ze onder narcose gebracht met CO2, in het inseminatietoestel geplaatst, en met sperma van raszuivere darren bevrucht. Darren zijn geslachtsrijp wanneer ze 14 dagen oud zijn. Om het sperma te verkrijgen, worden ze tussen duim en wijsvinger geklemd en door druk uit te oefenen wordt het sperma naar buiten gebracht, en met een spuit opgevangen.
Na de inseminatie wordt de koningin teruggegeven aan het bevruchtingskastje, waar ze aan de leg kan tot ze in een productievolk wordt ingevoerd.
Kunstmatige inseminatie is een zeer gespecialiseerde techniek en men heeft er dure apparaten voor nodig.

12_tussen twee punten13_microscoop

 

Uittreksel uit “Bijenhouden in de 21ste eeuw” door Dirk Desmadryl